Rb. Amsterdam, 13-07-2017, nr. 13/701152-16
ECLI:NL:RBAMS:2017:4981
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
13-07-2017
- Zaaknummer
13/701152-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2017:4981, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 13‑07‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 13‑07‑2017
Inhoudsindicatie
Openlijke geweldpleging. Opzetheling. Belediging ambtenaar in functie.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/701152-16
Datum uitspraak: 13 juli 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[GBA-adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. Duker, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.T. Laigsingh, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte ] (13/701010-16).
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 januari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het éénmaal of meermalen slaan en/of stompen tegen/op het hoofd van [slachtoffer 1] en/of schoppen/trappen tegen/op de benen van [slachtoffer 1] .
2.
hij op of omstreeks 02 januari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Leidseplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in elk geval een of meerdere perso(o)n(en), welk geweld bestond uit het éénmaal of meermalen
- slaan/stompen van [slachtoffer 2] in/op/tegen het oog, in elk geval het gezicht en/of
- slaan/stompen van [slachtoffer 3] in/op/tegen de neus, in elk geval het gezicht en/of
- schoppen/trappen van [slachtoffer 3] in/op/tegen het lichaam, terwijl [slachtoffer 3] op de grond lag;
subsidiair:
hij op of omstreeks 02 januari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in elk geval een of meerdere perso(o)n(en), heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het éénmaal of meermalen
- slaan/stompen van [slachtoffer 2] in het gezicht en/of
- slaan/stompen van [slachtoffer 3] in het gezicht en/of
- schoppen/trappen van [slachtoffer 3] tegen het lichaam.
3.
hij in of omstreeks de periode van 5 maart 2016 tot en met 6 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die/dat weg te nemen fiets heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak en/of verbreking van een of meer sloten van die fiets;
subsidiair:
hij op of omstreeks 9 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fiets heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
4.
hij op of omstreeks 09 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, [politieambtenaar 1] (hoofdagent van de politie Eenheid Amsterdam) en/of [politieambtenaar 2] (hoofdagent van de politie Eenheid Amsterdam) en/of [politieambtenaar 3] (hoofdagent van de politie Eenheid Amsterdam) en/of [politieambtenaar 4] (hoofdagent van de politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar een of meermalen de woorden toe te voegen: "je bent een vuile kankerhoer" en/of "jullie zijn flikkers. Motherfuckers, dat zijn jullie. Vuile flikkers. Ik haat de politie" en/of "jullie zijn kankerhoeren, jij bent een kankerhoer. Jullie zijn bitches, jullie zijn zielig" en/of "jullie zijn kankerlijers, jullie zijn homo's", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Vrijspraak
4.1.1
Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde
Evenals de officier van justitie en de raadsman, acht de rechtbank niet bewezen hetgeen onder 1 ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt niet dat [slachtoffer 1] pijn of letsel heeft bekomen ten gevolge van het slaan en/of schoppen door verdachte.
4.1.2
Vrijspraak van het onder 3 primair tenlastegelegde
Evenals de officier van justitie en de raadsman, acht de rechtbank niet bewezen hetgeen onder 3 primair ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De fiets is van 4 op 5 maart 2016 gestolen en op 9 maart 2016 bij verdachte aangetroffen. Gelet op dit tijdsverloop bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat verdachte betrokken was bij de diefstal van de fiets.
4.2
Nadere bewijsoverwegingen
4.2.1
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde
4.2.1.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van (onder meer) de aangiftes door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , de diverse getuigenverklaringen, in het bijzonder die van [getuige 1] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] en de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte ] .
4.2.1.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt van een voldoende significante of wezenlijke bijdrage van verdachte aan het geweld. De raadsman heeft verzocht het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] niet mee te nemen in de beoordeling, nu hij mogelijk twee personen door elkaar heeft gehaald. De rechtbank begrijpt dat hetzelfde verzoek geldt voor de verklaring van [getuige 1] , die volgens de raadsman geen onafhankelijke getuige is. Het enkele gooien van de tas door verdachte kan niet als een voldoende significante of wezenlijke bijdrage worden aangemerkt, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman betoogd dat medeplegen niet bewezen kan worden.
4.2.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Vast staat dat verdachte de tas heeft gegooid, die de aanleiding vormde voor de confrontatie tussen aangevers en verdachten. Uit de verklaringen van de aangevers en de diverse getuigen volgt dat verdachte ook degene was die de boel heeft opgestookt. Daarnaast heeft verbalisant [verbalisant 1] blijkens zijn proces-verbaal van bevindingen van 2 januari 2016 gezien dat verdachte een (onbekend gebleven) manspersoon een vuistslag in het gezicht gaf. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat [verbalisant 1] zich in de persoon heeft vergist nu uit dit proces-verbaal ook blijkt dat hij degene die hij zag slaan, verdachte, vervolgens heeft aangehouden. Verder heeft [getuige 1] , die die avond met verdachte was, verklaard dat verdachte begon met vechten en dat hij geslagen heeft. Hoewel [getuige 1] aanvankelijk als medeverdachte is aangemerkt en in die zin inderdaad geen onafhankelijke getuige is, stemt zijn verklaring in grote lijnen overeen met de verklaringen van de andere getuigen, zodat de rechtbank geen reden heeft aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring te twijfelen.
Medeverdachte [medeverdachte ] heeft alle ten laste gelegde feitelijkheden bekend en daarmee ook een wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld. Derhalve was sprake van – tenminste – twee personen die geweld pleegden en kan worden bewezen dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
4.2.2
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 3 subsidiair tenlastegelegde
4.2.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de subsidiair ten laste gelegde opzetheling wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van de aangifte door [aangever] , het proces-verbaal van bevindingen van 9 maart 2016, opgesteld door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , en de (ongeloofwaardige) verklaringen die verdachte bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting heeft afgelegd over hoe hij aan de betreffende fiets is gekomen.
4.2.2.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van opzetheling, nu hij bij de aankoop van de fiets heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht.
4.2.2.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets wist dat deze van diefstal afkomstig was, nu hij de fiets – blijkens zijn eigen (gedeeltelijk wisselende) verklaringen ter terechtzitting en bij de rechter-commissaris – heeft gekocht onder de gangbare prijs (voor een bedrag van € 80,- of € 100,-) van een onbekende man op straat (in het Vondelpark of bij station Lelylaan), zonder slot. Dit geldt te meer nu verdachte blijkens zijn justitiële documentatie eerder is veroordeeld wegens opzetheling en derhalve een gewaarschuwd mens was.
Voor zover verdachte aan de onbekende man heeft gevraagd of de fiets van hem was, heeft hij daarmee gelet op voormelde verdachte omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank nog niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht. Opzetheling kan bewezen worden verklaard.
4.2.3
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
4.2.3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] .
4.2.3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 4 tenlastegelegde nu verdachte geen opzet heeft gehad op de beledigingen. Volgens de raadsman weet verdachte niet meer wat er die bewuste avond gebeurd is ten gevolge van het gebruik van zijn medicijnen tegen epilepsie in combinatie met alcohol.
4.2.3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat verdachte tijdens zijn verhoor door de politie op 25 januari 2016 heeft verklaard dat op de doos van zijn medicijnen tegen epilepsie staat “PAS OP met alcohol”. Nu verdachte, met deze wetenschap, op 9 januari 2017 toch vrijwillig alcohol heeft gebruikt, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank aan zichzelf te wijten dat hij zich niets meer kan herinneren van die avond en heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij zich zou misdragen. Het verweer dat opzet ontbreekt zal derhalve worden verworpen.
4.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde:
op 2 januari 2016 te Amsterdam, op de openbare weg, het Leidseplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] welk geweld bestond uit het
- stompen van [slachtoffer 2] tegen het oog en
- stompen van [slachtoffer 3] tegen de neus en
- trappen van [slachtoffer 3] tegen het lichaam, terwijl [slachtoffer 3] op de grond lag.
ten aanzien van het onder 3 subsidiair tenlastegelegde:
op 9 maart 2016 te Amsterdam, een fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door diefstal in elk geval door misdrijf verkregen goed betrof.
ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
op 9 januari 2017 te Amsterdam, opzettelijk een ambtenaar, [politieambtenaar 1] (hoofdagent van de politie Eenheid Amsterdam) en [politieambtenaar 2] (hoofdagent van de politie Eenheid Amsterdam) en [politieambtenaar 3] (hoofdagent van de politie Eenheid Amsterdam) en [politieambtenaar 4] (hoofdagent van de politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "je bent een vuile kankerhoer" en/of "jullie zijn flikkers. Motherfuckers, dat zijn jullie. Vuile flikkers. en/of "jullie zijn kankerhoeren, jij bent een kankerhoer. Jullie zijn bitches, jullie zijn zielig" en/of "jullie zijn kankerlijers, jullie zijn homo's".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
5. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen
8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in haar rapport van
6 april 2016, alsmede tot een taakstraf van 120 uren, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij inzake feit 3, [benadeelde 1] , toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten dat hij aan epilepsie lijdt en op het punt staat een vaste baan en een woning te krijgen, alsmede met het feit dat hij al vast heeft gezeten voor deze feiten.
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij inzake feit 3 niet-ontvankelijk te verklaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
Ten aanzien van de strafoplegging
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met medeverdachte [medeverdachte ] schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Hoewel zijn medeverdachte blijkens diens verklaring het grootste aandeel heeft gehad in het toegepaste geweld, blijkt uit de diverse verklaring in het dossier wel dat het handelen van verdachte de aanleiding vormde voor de confrontatie met aangevers en dat hij de boel heeft opgestookt. Dergelijke delicten versterken de in de maatschappij bestaande gevoelens van onrust, angst en onveiligheid, zeker nu het feit gepleegd is in een druk uitgaansgebied in het bijzijn van omstanders.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan opzetheling. Met de heling heeft verdachte geprofiteerd van de diefstal van de fiets en heeft hij bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor door misdrijf verkregen voorwerpen.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het beledigen van een aantal politieambtenaren, tijdens de uitoefening van hun werk. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op het ambtelijk gezag van de betreffende politieambtenaren, die zich door zijn uitlatingen in hun eer en goede naam aangetast voelden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 juni 2017, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor (onder meer) openlijke geweldpleging, opzetheling en belediging van een ambtenaar in functie.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 6 april 2016, waarin de reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met een meldplicht, een verplichte deelname aan een gedragsinterventie (alcohol en geweld), een (ambulante) behandelverplichting en een verplichte deelname aan een opleidings-/werktraject, ter voorkoming van recidive. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting, blijkt dat verdachte thans een baan heeft in de keuken van het [werkgever] dat hij een behandeling bij De Waag gaat starten en dat hij – indien hij zich aan de afspraken met zijn behandelaar(s) bij De Waag houdt – binnenkort een eigen huis krijgt.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) hanteren als uitgangspunt met betrekking tot een openlijke geweldpleging met enig lichamelijk letsel tot gevolg een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden.
Gelet op voormelde persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet opportuun. De rechtbank houdt er daarbij ook rekening mee dat de slachtoffers van de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging in dit geval hebben bijgedragen aan het gepleegde geweld door de confrontatie met verdachten op te zoeken. De rechtbank zal derhalve afwijken van voormeld uitgangspunt en een (grotendeels) voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, zij het voor kortere duur dan door de officier van justitie gevorderd. Mede in aanmerking genomen de bewezenverklaarde opzetheling en belediging, alsmede het feit dat ten aanzien van alle bewezenverklaarde feiten sprake is van recidive, acht de rechtbank het passend daarnaast een taakstraf aan verdachte op te leggen, zij het ook hier voor kortere duur dan door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank zal verdachte derhalve – mede gelet op artikel 22b, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht – veroordelen tot een gevangenisstraf van 61 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van na te melden bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd in haar rapport van 6 april 2016, almede tot een taakstraf van 80 uren. De rechtbank zal de gedragsinterventie, behandelverplichting en het meewerken aan een opleidings-/werktraject opleggen slechts voorzover de reclassering dat geïndiceerd acht, nu verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven sinds januari 2017 geen alcohol meer te drinken in verband met zijn epilepsie en reeds vergevorderd te zijn in een leer/werktraject.
8.3.2
Ten aanzien van de benadeelde partij
De benadeelde partij inzake feit 3, [benadeelde 1] , vordert € 59,35 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. [aangever] geeft hierop als toelichting dat zijn ketting- en ringslot zijn doorgeslepen en verwijderd.
[aangever] zal in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte is vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal van de fiets. Niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de onder 3 subsidiair bewezen verklaarde opzetheling.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
10. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 en 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 primair, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
ten aanzien van het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde:
Opzetheling.
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 61 (éénenzestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 60 (zestig) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. Meldplicht
Veroordeelde moet zich melden bij Reclassering Inforsa gevestigd aan de Keizersgracht 572 te Amsterdam wanneer hij opgeroepen wordt voor een gesprek. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht. Gedurende deze periode moet de veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Dit betekent dat de toezichthouder de veroordeelde opdrachten geeft die betrekking hebben op zijn handel en wandel. Met als doel om hem zowel te begeleiden bij de naleving van de bijzondere voorwaarden, als ook te kunnen controleren of hij zich aan de naleving van de bijzondere voorwaarden houdt.
2. Gedragsinterventie
Indien Reclassering Inforsa dat geïndiceerd acht, moet veroordeelde deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een alcohol en geweld training. De interventie richt zich specifiek op: het bewust worden van de negatieve gevolgen van alcohol en agressief gedrag, en de relatie daartussen, het veranderen van alcoholgebruik in situaties die kunnen aanzetten tot geweld en het voorkomen van agressie in situaties die kunnen aanzetten tot geweld. De training Alcohol en Geweld bestaat uit:
- -
4 individuele sessies;
- -
14 groepssessies;
Naast de training krijgt de deelnemer individuele begeleiding en thuisopdrachten. De
totale tijdsinvestering voor de deelnemer is 40 uur. Indien deze gedragsinterventies ook door de Waag aangeboden kan worden, dan verdient het de voorkeur om veroordeelde bij één behandelcentrum aan te melden.
3. Behandelverplichting - Ambulante behandeling
Indien Reclassering Inforsa dat geïndiceerd acht, wordt veroordeelde verplicht om een behandeltraject te volgen bij De Waag te Amsterdam, een ambulante instelling voor forensische psychiatrie of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit nodig acht. Allereerst zal er een psychologisch onderzoek moeten worden verricht, waarna er beter zicht is op de dynamische factoren van de persoon, voor zover die een directe samenhang met crimineel gedrag tonen. Delictpreventie is een algemeen doel van de behandeling. Veroordeelde kan in het kader van een reclasseringstoezicht worden aangemeld voor een intakegesprek.
4. Andere voorwaarden het gedrag betreffende
Indien Reclassering Inforsa dat geïndiceerd acht, wordt veroordeelde verplicht om mee te werken met een opleidings-/werktraject bij een instelling zoals WPI (Werk Participatie en Inkomen, voormalig DWI) of een soortgelijke instantie en dient de aanwijzingen van de toezichthouder op te volgen.
Geeft aan Reclassering Inforsa opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval waarin de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen.
Ten aanzien van de benadeelde partij:
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis:
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Edgar, voorzitter,
mrs. P.B. Martens en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juli 2017.