NJ 1918, p. 573
HR, 05-04-1918
HR 05-04-1918, ECLI:NL:HR:1918:100
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
5 april 1918
- Magistraten
Voorzitter: Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman., Raden: Mrs. B. C. J. Loder; A. Fentener van Vlissingen, C. O. Segers en Jhr. Rh. Feith.
- Zaaknummer
[05041918,/NJ_1918,_p._573]
- Conclusie
Mr. Ledeboer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS119376:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1918:100, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑04‑1918
- Wetingang
Samenvatting
Voor de ontvankelijkheid eener vordering tot schadevergoeding omdat de lastgever weigert mede te werken om den lastliebber aan zijn loon te helpen (dat loon zon i.c. door een derde moeten zijn gegeven, Red.), evenals van de vordering tot verkrijging van dat loon zelf, is allereerste voorwaarde dat daarbij het behoorlijk vervuld zijn van den last als feit is gesteld.
Een vordering als door eischer ingesteld, welke berust op bedongen loon (deel van den koopprijs) voor verkoop van aandeelen, doch waarbij opzettelijk is nagelaten te stellen dat aan dien derde is verkocht (gebezigd werd de term „overgenomen"), voldoet niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.