Einde inhoudsopgave
Reglement verpleging ter beschikking gestelden
Artikel 23 [Ongeoorloofde afwezigheid]
Geldend
Geldend vanaf 02-10-1997
- Bronpublicatie:
22-05-1997, Stb. 1997, 217 (uitgifte: 05-06-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
02-10-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-07-1997, Stb. 1997, 295 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Penitentiair recht / Algemeen
Penitentiair recht / TBS-inrichtingen
1.
Ongeoorloofde afwezigheid vangt aan op de dag dat de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde zich aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straf of maatregel heeft onttrokken.
2.
Ongeoorloofde afwezigheid eindigt op de dag dat de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde zich meldt, hij wordt aangehouden, of door intrekking van het verzoek om signalering. Deze dag wordt niet meegerekend in de duur van de ongeoorloofde afwezigheid, bedoeld in artikel 38f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
3.
Het hoofd van de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden verzoekt de politie de ongeoorloofd afwezig ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde te signaleren. Onze Minister kan aanwijzingen geven ten aanzien van dit verzoek alsmede de intrekking daarvan.
4.
Van het verzoek om signalering en van de intrekking van een verzoek om signalering wordt aantekening gehouden in een daartoe bestemd register dat volgens een door Onze Minister vastgesteld model is ingericht.
5.
Onze Minister wordt onverwijld in kennis gesteld van elk verzoek om signalering of een intrekking van een verzoek om signalering.