NJB 2016/1613
Medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne, cocaïne en methadon, art. 47 Sr: in casu kan niet zonder meer worden afgeleid uit de bewijsvoering dat daarvan sprake is
HR 30-08-2016, ECLI:NL:HR:2016:2008
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 augustus 2016
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
15/00993
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2008, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑08‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:683, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑05‑2016
- Wetingang
(art. 47 Sr)
Essentie
Medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne, cocaïne en methadon, art. 47 Sr: in casu kan niet zonder meer worden afgeleid uit de bewijsvoering dat daarvan sprake is
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld wegens – kort gezegd – (feit 1) medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in art. 2 onder c Opiumwet gegeven verbod, en (feit 2) medeplegen van een feit, bedoeld in art. 10 lid 4 Opiumwet, voorbereiden door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit. Het hof heeft het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.