Einde inhoudsopgave
Handvest van de Verenigde Naties
Artikel 2 [Beginselen]
Geldend
Geldend vanaf 24-09-1973
- Bronpublicatie:
20-12-1971, Trb. 1987, 113 (uitgifte: 01-01-1987, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
24-09-1973
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-11-1973, Trb. 1973, 156 (uitgifte: 01-01-1973, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal publiekrecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Fundamentele rechten van staten
Bij het nastreven van de in artikel 1 genoemde doelstellingen, dienen de Organisatie en haar Leden te handelen overeenkomstig de volgende beginselen:
- 1.
De Organisatie is gegrond op het beginsel van soevereine gelijkheid van al haar Leden.
- 2.
Ten einde alle Leden de rechten en voordelen die uit het lidmaatschap voortvloeien deelachtig te doen worden, dienen de Leden van de Organisatie de verplichtingen die zij overeenkomstig dit Handvest op zich hebben genomen, te goeder trouw na te komen.
- 3.
Alle Leden brengen hun internationale geschillen langs vreedzame weg tot een oplossing, op zodanige wijze dat internationale vrede en veiligheid en de gerechtigheid niet in gevaar worden gebracht.
- 4.
In hun internationale betrekkingen onthouden alle Leden zich van bedreiging met of het gebruik van geweld tegen de territoriale integriteit of de politieke onafhankelijkheid van een staat, en van elke andere handelwijze die onverenigbaar is met de doelstellingen van de Verenigde Naties.
- 5.
Alle Leden verlenen de Verenigde Naties volledige bijstand bij elk optreden waartoe de Organisatie overeenkomstig dit Handvest overgaat en zij onthouden zich van het verlenen van bijstand aan een staat waartegen de Verenigde Naties een preventieve of dwangactie ondernemen.
- 6.
De Organisatie draagt er zorg voor dat staten die geen Lid van de Verenigde Naties zijn overeenkomstig deze beginselen handelen, voor zover dit voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid noodzakelijk kan zijn.
- 7.
Geen enkele bepaling van dit Handvest geeft de Verenigde Naties de bevoegdheid tussenbeide te komen in aangelegenheden die wezenlijk onder de nationale rechtsmacht van een staat vallen, noch wordt op grond van enige bepaling daarin van de Leden verlangd dat zij zodanige aangelegenheden krachtens dit Handvest tot een oplossing brengen. Dit beginsel staat de toepassing van dwangmaatregelen ingevolge Hoofdstuk VII evenwel niet in de weg.