Einde inhoudsopgave
Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928
Artikel 2 [Kwalificerende voorwaarden]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-12-2020, Stb. 2021, 22 (uitgifte: 21-01-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Algemeen
Schenk- en erfbelasting (V)
Schenk- en erfbelasting / Natuurschoonwet
1.
Om als een landgoed te kunnen worden aangemerkt, dient een onroerende zaak te voldoen aan de volgende voorwaarden:
- a.
de oppervlakte van de onroerende zaak bedraagt ten minste 5 hectare;
- b.
terreinen en wateren behorende tot de onroerende zaak vormen een aaneengesloten gebied;
- c.
de oppervlakte van de onroerende zaak is voor ten minste 30 percent bezet met houtopstanden of natuurterreinen en
- d.
het soort gebruik dat van de onroerende zaak wordt gemaakt, maakt geen inbreuk op het natuurschoon.
2.
Voor zover tot de onroerende zaak behorende terreinen, opstallen of wateren, of het soort gebruik dat daarvan wordt gemaakt, inbreuk maken op het natuurschoon, worden die terreinen, die opstallen en die wateren niet gerekend tot de als landgoed aan te merken onroerende zaak.
3.
De terreinen en wateren behorende tot een onroerende zaak worden mede als een aaneengesloten gebied aangemerkt, indien:
- a.
de terreinen en wateren gescheiden worden door:
- 1°
onverharde wegen,
- 2°
verharde wegen niet breder dan vijf meter,
- 3°
waterlopen niet breder dan 25 meter, of
- 4°
niet-geëlektrificeerde enkelsporen; of
- b.
de terreinen en wateren gescheiden worden door een weg, dijk, spoorweg of waterloop, voor zover er een landschappelijke of functionele samenhang is tussen de terreinen en deze samenhang herkenbaar aanwezig is, of voor zover er een nauwe historische band bestaat tussen de terreinen.
4.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, worden tot de met houtopstanden bezette oppervlakte van de onroerende zaak mede gerekend kapvlakten, waarop een herplantplicht rust ingevolge de afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving en welke niet groter zijn dan 15 percent van de oppervlakte van de met houtopstanden bezette terreinen tot ten hoogste 5 hectare, met dien verstande dat een kapvlakte van 0,5 hectare of minder wordt aangemerkt als een met houtopstanden bezet terrein.
5.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, worden tot de met natuurterreinen bezette oppervlakte van de onroerende zaak uitsluitend natuurterreinen gerekend die zelfstandig dan wel gezamenlijk met direct hieraan grenzende houtopstanden een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 0,5 hectare hebben.