Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 700 [Verlof voorzieningenrechter voor conservatoir beslag. Verzoekschrift. Vaststelling bedrag en termijn voor dagvaarding]
Geldend
Geldend vanaf 15-10-2005
- Redactionele toelichting
Op de verdere behandeling door een gerecht van zaken die op de datum van inwerkingtreding van deze wijziging bij dat gerecht aanhangig zijn, blijft het recht van toepassing zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van deze wijziging. Op de mogelijkheid van en de termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel tegen een beslissing van een gerecht, die voor de datum van inwerkingtreding in deze wijziging is tot stand gekomen, blijft het recht van toepassing zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van deze wijziging.
- Bronpublicatie:
08-09-2005, Stb. 2005, 455 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 28863)
- Inwerkingtreding
15-10-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-09-2005, Stb. 2005, 484 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
1.
Voor het leggen van conservatoir beslag is verlof vereist van de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen welker rechtsgebied zich een of meer van de betrokken zaken bevinden, dan wel, indien het beslag niet op zaken betrekking heeft, de schuldenaar of degene of een dergenen onder wie het beslag gelegd wordt, woonplaats heeft.
2.
Het verlof wordt verzocht bij een verzoekschrift waarin de aard van het te leggen beslag en van het door de verzoeker ingeroepen recht en, zo dit recht een geldvordering is, ook het bedrag of, zo dit nog niet vaststaat, het maximum bedrag daarvan, worden vermeld, onverminderd de bijzondere eisen door de wet gesteld voor een beslag van de soort waarom het gaat. De voorzieningenrechter beslist na summier onderzoek. In geval van een geldvordering stelt hij het bedrag vast waarvoor het verlof wordt verleend, met inbegrip van de kosten waarin de schuldenaar zal kunnen worden veroordeeld. Bij het verlof kan de voorzieningenrechter, onverminderd artikel 64, derde lid, tevens verlof verlenen het beslag te leggen op alle dagen en uren. Tegen een krachtens dit lid gegeven verlof is geen hogere voorziening toegelaten.
3.
Tenzij op het tijdstip van het verlof reeds een eis in de hoofdzaak is ingesteld, wordt het verlof verleend onder voorwaarde dat het instellen daarvan geschiedt binnen een door de voorzieningenrechter daartoe te bepalen termijn van ten minste acht dagen na het beslag. De voorzieningenrechter kan de termijn verlengen, indien de beslaglegger dit voor het verstrijken van de termijn verzoekt. Tegen de beschikking is geen hogere voorziening toegelaten. In het geval van een beslag als bedoeld in artikel 714 of artikel 718 moet de verlenging, om haar werking te hebben, binnen acht dagen na het tijdstip waarop de termijn zonder verlenging zou verstrijken, schriftelijk zijn medegedeeld aan de in artikel 715 bedoelde vennootschap, onderscheidenlijk de in artikel 718 bedoelde derde. Overschrijding van de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak doet het beslag vervallen.
4.
Verlof tot het leggen van beslag ten laste van een instelling als bedoeld in artikel 212a, onder a, van de Faillissementswet kan slechts worden verleend nadat de instelling in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord, tenzij het beslag uitsluitend op zaken betrekking heeft.