In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie eenheid Limburg, districtsrecherche Noord en Midden Limburg, proces-verbaalnummer 2020175630, gesloten op 23 december 2020 en op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 1-106.
Hof 's-Hertogenbosch, 27-10-2022, nr. 20-001053-22
ECLI:NL:GHSHE:2022:3742, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
27-10-2022
- Zaaknummer
20-001053-22
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Politierecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2022:3742, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 27‑10‑2022; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2022:3327, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:11
Uitspraak 27‑10‑2022
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep. Vrijspraak van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag en de subsidiair tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan verbalisanten in een dienstvoertuig tijdens een achtervolging op de snelweg. In zaken vergelijkbaar met de onderhavige heeft de Hoge Raad overwogen dat uit de bewijsvoering moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van de verbalisanten in het dienstvoertuig dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan die verbalisanten, in die zin dat op grond van het bewijs moet kunnen worden vastgesteld dat en in welke mate een ongeval met dodelijke afloop dan wel zwaar lichamelijk letsel waarschijnlijk was. Op grond van de stukken in het onderhavige dossier kan onvoldoende worden vastgesteld omtrent de omstandigheden waaronder de verdachte de personenauto in de richting van het dienstvoertuig van de verbalisanten heeft gestuurd. Het dossier bevat te weinig informatie om te kunnen komen tot de gevolgtrekking dat daadwerkelijk sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel van de verbalisanten en dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg welbewust heeft aanvaard. Het hof acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich met zijn handelen schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair tenlastegelegde bedreigen van de verbalisanten met een misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Parketnummer : 20-001053-22
Uitspraak : 27 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 29 april 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-293332-20 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van een poging tot doodslag en een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren. Verder is door de rechtbank beslist ten aanzien van een inbeslaggenomen voorwerp.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straffen en aan de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren zal opleggen.
De verdediging heeft primair bepleit dat de verdachte volledig van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Subsidiair is betoogd dat de verdachte in ieder geval zal worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag en dat aan hem bij een bewezenverklaring een lagere straf zal worden opgelegd dan in eerste aanleg. Meer subsidiair is uitsluitend een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 31 oktober 2020 in de provincie Limburg, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] en
[benadeelde 2] opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere malen terwijl hij 200 km per uur reed waar snelheden van 130 km per uur respectievelijk 70 km per uur waren toegestaan, in elk geval onder hoge snelheid, abrupte stuurbeweging(en) in de richting van de politieauto heeft gemaakt waardoor die [benadeelde 1] krachtig diende te remmen en/of uit te wijken in de richting van de vangrail en/of middenberm teneinde een aanrijding te voorkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:hij op of omstreeks 31 oktober 2020 in de provincie Limburg, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan ambtenaren
[benadeelde 1] en [benadeelde 2] gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meerdere malen terwijl hij 200 km per uur reed waar snelheden van 130 km per uur respectievelijk 70 km per uur waren toegestaan, in elk geval onder hoge snelheid, abrupte stuurbeweging(en) in de richting van de politieauto heeft gemaakt waardoor die [benadeelde 1] krachtig diende te remmen en/of uit te wijken in de richting van de vangrail en/of middenberm teneinde een aanrijding te voorkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:hij op of omstreeks 31 oktober 2020 in de provincie Limburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde 1] en
[benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een of meerdere malen terwijl hij 200 km per uur reed waar snelheden van 130 km per uur respectievelijk 70 km per uur waren toegestaan, in elk geval onder hoge snelheid, abrupte stuurbeweging(en) in de richting van de politieauto te maken waardoor die [benadeelde 1] krachtig diende te remmen en/of uit te wijken in de richting van de vangrail en/of middenberm teneinde een aanrijding te voorkomen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde
Uit de stukken in het dossier blijkt dat de bestuurder van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] – te weten de verdachte, zoals door het hof hierna zal worden vastgesteld op grond van de vermelde bewijsmiddelen en uiteengezet in de bewijsoverwegingen – op 31 oktober 2020 op de autosnelweg A2 in Limburg zeer gevaarlijk verkeersgedrag heeft vertoond en dat hij de Volkswagen Golf meerdere keren in de richting van het dienstvoertuig van de verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft gestuurd. In zaken vergelijkbaar met de onderhavige heeft de Hoge Raad overwogen dat uit de bewijsvoering moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van de verbalisanten in het dienstvoertuig dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan die verbalisanten, in die zin dat op grond van het bewijs moet kunnen worden vastgesteld dat en in welke mate een ongeval met dodelijke afloop dan wel zwaar lichamelijk letsel waarschijnlijk was. Op grond van de stukken in het onderhavige dossier kan onvoldoende worden vastgesteld omtrent de omstandigheden waaronder de verdachte de Volkswagen Golf in de richting van het dienstvoertuig heeft gestuurd. Duidelijk is dat de verdachte dit deed met een zeer hoge snelheid van omstreeks 200 kilometer per uur. Echter is het het hof niet gebleken dat op de momenten dat de verdachte de abrupte stuurbewegingen maakte er nog andere voertuigen in de buurt waren waardoor de kans op een aanrijding met ernstige gevolgen aanmerkelijk was. Ook is niet duidelijk wat op die momenten bij benadering de afstand was tussen het dienstvoertuig en de Volkswagen Golf en de afstand tussen het dienstvoertuig en de vangrail en middenberm. Bij gebreke van dergelijke gegevens is voor het hof niet duidelijk hoe groot de kans op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel was, indien het door de verbalisant [benadeelde 1] bestuurde dienstvoertuig daadwerkelijk in aanrijding zou zijn gekomen met de Volkswagen Golf, de vangrail dan wel de middenberm of wanneer het dienstvoertuig in een slip zou zijn geraakt. Het dossier bevat te weinig informatie om te kunnen komen tot de gevolgtrekking dat daadwerkelijk sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel van de verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg welbewust heeft aanvaard. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij op 31 oktober 2020 in de provincie Limburg [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door meerdere malen, terwijl hij reed onder hoge snelheid, abrupte stuurbewegingen in de richting van de politieauto te maken waardoor die [benadeelde 1] krachtig diende te remmen en/of uit te wijken in de richting van de vangrail en middenberm teneinde een aanrijding te voorkomen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen1.
1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2020, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2]2.:
Op 31 oktober 2020, omstreeks 01.00 uur waren wij, verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , in uniform gekleed en reden wij in een opvallend dienstvoertuig, een snel interventie voertuig van het merk Audi A6. Ik, [benadeelde 1] , was de bestuurder en ben hiervoor gecertificeerd.
Op 31 oktober 2020, omstreeks 01.01 uur, reden wij over de A73 rechts in de omgeving van Roermond. Op dat moment kregen wij het verzoek van de centralist van de regionale meldkamer Limburg om aan te sluiten bij een achtervolging die op dat moment gaande was op de A2 van het zuiden. Het betrof een Volkswagen Golf, grijs van kleur. Een regionale patrouille reed er met een snelheid van ongeveer 200 km/u. Deze kon het voertuig volgen, maar niet bijtrekken.
Wij, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , namen positie in op het viaduct gelegen boven de A2. Vervolgens zagen wij het achtervolgde voertuig en de opvallende patrouille aan komen rijden vanuit het noorden. Wij zagen de Golf onder ons doorrijden. Vervolgens zijn wij de A2 opgereden en kwamen wij achter de Golf te rijden, als eerste voertuig. Wij reden op dat moment met een snelheid van ongeveer 200 km/u.
Wij probeerden vervolgens de Golf links in te halen om er voor te komen. Op het moment dat wij met de neus van ons voertuig links langs de linker achterzijde van de Golf kwamen te rijden, reed de bestuurder van de Golf meteen, met een moedwillige abrupte stuurbeweging, in onze richting en probeerde ons in de middenvangrail/berm te drukken.
Ik, [benadeelde 1] , schrok hier behoorlijk van en moest krachtig remmen en sturen om een aanrijding met deze hoge snelheid voorkomen. Ik, [benadeelde 1] , zag met deze hoge snelheid de vangrail op mij afkomen en dacht meteen dat ik dit niet ging overleven. Ik moest al mijn kunde inzetten om niet in een slip te komen en zo de controle over ons voertuig te verliezen.
Ik, [benadeelde 2] , schrok hier ook erg van en was behoorlijk bang om in de vangrail te belanden. Ik dacht echt dat er een flinke aanrijding zou volgen met alle gevolgen van dien.
Vervolgens heb ik (het hof begrijpt: [benadeelde 1] ) een vijftig tal meters afstand genomen en bleef achter de Golf rijden en gaven wij de positie aan de meldkamer door. Wij zagen dat er drie personen in de Golf zaten.
Wij, verbalisanten, wisten dat er ter hoogte van Roosteren/Born wegwerkzaamheden waren. Ik, [benadeelde 1] , probeerde voor de wegwerkzaamheden nogmaals voorbij de Golf te rijden ten einde voor hem te komen om het voertuig tot stilstand te dwingen. Vervolgens heeft de bestuurder van de Golf ons nogmaals met abrupte stuurbewegingen, zowel naar links en naar rechts geprobeerd ons van de weg te drukken. Ik, [benadeelde 1] , schrok hier wederom van. Ik moest wederom enkele malen krachtig remmen en sturen om aanrijdingen te voorkomen.
Ik, [benadeelde 2] , schrok hier heel erg van en voelde mij hier niet goed bij van de schrik. Vervolgens hebben wij afstand genomen van de Golf, een vijftig tal meters zodat wij op tijd konden anticiperen op de acties van de Golf.
Aan het einde van de wegwerkzaamheden zagen wij dat de Golf rijstrook 1 opreed en zijn snelheid wederom verhoogde naar 200 km/u. Vervolgens probeerde wij, verbalisanten, wederom langs de Golf te rijden. Wederom werd er met een abrupte stuurbeweging, door de bestuurder van de Golf, op ons ingereden. Weer moest ik, [benadeelde 1] , krachtig sturen en remmen om een aanrijding te voorkomen. Wij reden op dat moment over rijstrook 2. Vervolgens bleven wij de Golf op een afstand van vijftig meter volgen teneinde een aanrijding te voorkomen.
Wij bleven in de richting van het zuiden rijden. Vervolgens aangekomen bij knooppunt Kerensheide zagen wij dat de Golf de afslag België nam en richting België reed. Aangekomen in België werd de achtervolging overgenomen door een opvallend politievoertuig van de collega’s van België. Wij, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , reden vervolgens als tweede voertuig mee. Bij de afslag Genk centrum zagen wij dat de Golf de afslag nam en meteen weer de snelweg terug in de richting van Nederland nam. Aangekomen bij de grens van Nederland namen wij, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , de achtervolging als eerste voertuig over van de Belgische collega’s. De achtervolging ging verder met een snelheid van 200 km/u in de richting van Duitsland. Bij de grens van Duitsland sloten de Duitse collega’s achter ons aan. Wij reden met hoge snelheid de afslag Aachen voorbij.
Aangekomen bij de afslag Eschweiler/Stolberg zagen wij de Golf deze afslag nemen. Aangekomen op de aldaar gelegen kruising, beveiligd met verkeerslichten, zagen wij dat de Golf rechtdoor overstak en door rood licht reed. En achter de kruising meteen keerde en in onze richting kwam gereden. Wij zagen, hoorden en voelden de Golf tegen de rechter zijkant van ons voertuig aanrijden. Meteen kwamen wij tot stilstand en hebben de Duitse collega’s met behulp van ons de inzittenden aangehouden.
Vanaf dat de Golf in ons zicht kwam, hebben wij, verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , deze niet uit het oog verloren.
De bestuurder van de Golf heeft gedurende de achtervolging veelvuldig verkeersovertredingen gemaakt, waarbij de verkeersveiligheid meerdere malen enorm in
gevaar werd gebracht.
Voertuig: personenauto, Volkswagen Golf, kleur grijs, Nederland, kenteken [kenteken] .
2. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2020, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde 2]3.:
Op 31 oktober 2020 omstreeks 01.00 uur had ik samen met mijn collega [benadeelde 1] algehele surveillancedienst voor de regio Zuid-Oost-Nederland. Wij reden tijdens deze dienst in een herkenbaar en opvallend politievoertuig, zijnde een Audi A6. Ik was bijrijder en mijn collega [benadeelde 1] trad daarbij op als bestuurder van de opvallende surveillanceauto.
Op tijd en plaats voornoemd kregen wij het verzoek om assistentie te verlenen aan de collega’s van het RBT-Weert in verband met een achtervolging op de A2 in de richting van Zuid-Limburg.
Ik doe aangifte tegen de bestuurder van de grijze Volkswagen Golf omdat tijdens het rijden op de A2 in Limburg deze bestuurder een snelle beweging maakte met zijn Volkswagen in de richting van onze dienstauto op het moment dat wij bijna naast hem reden op de linkerrijstrook van de A2. Daardoor was mijn collega [benadeelde 1] genoodzaakt een stuurbeweging te maken naar links en krachtig te remmen. Had hij dit niet gedaan, dan waren wij met alle kracht met de Volkswagen in aanraking gekomen en had de Volkswagen de linker zijflank van de Audi tegen de vangrail gedrukt. Op dat moment reden wij met een snelheid van ongeveer 190 kilometer per uur. We mogen eigenlijk van geluk spreken dat we niet geraakt werden door de Volkswagen. Als mijn collega niet zo adequaat gereageerd zou hebben waren wij vol tegen de vangrail van de A2 gereden met alle gevolgen van dien. Hij heeft zelfs op meerdere momenten geprobeerd ons op deze manier de weg te blokken. Het was voor mij op dat moment wel duidelijk dat deze bestuurder nergens voor terug zou deinzen. Ik ben hierdoor erg geschrokken. Het had zoveel erger kunnen aflopen. Gelukkig zijn mijn collega [benadeelde 1] en ik ongedeerd gebleven en kunnen wij het nog navertellen.
3. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2020, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde 1]4.:
Ik doe aangifte van poging doodslag en bedreiging gepleegd door de bestuurder van de
grijze Volkswagen Golf gekentekend [kenteken] .
Op 31 oktober 2020, omstreeks 01.00 uur reed ik samen met mijn collega [benadeelde 2] in een opvallend dienstvoertuig, een snel interventie voertuig (de Audi A6). Wij waren in uniform gekleed en waren doende met onze werkzaamheden op de A73 ter hoogte van Roermond.
Ik, [benadeelde 1] , trad op als bestuurder en mijn collega van [benadeelde 2] was bijrijder. Op voornoemd tijdstip kregen wij het verzoek om assistentie te verlenen aan de collega’s van de regio Weert, in verband met een achtervolging op de A2 richting zuiden, waarbij ze bij betrokken waren.
Op het moment dat wij aankomen op het viaduct bij Grathem, gelegen boven de A2, zag ik de grijze Golf, gekentekend [kenteken] met hoge snelheid aankomen rijden, rijdend over rijstrook 1 van de A2 rechts, met daarachter de collega’s die met zwaailicht en sirene reden. Ik begon op dat moment op te rijden over de invoegstrook en zag daarbij dat de Golf mij met zeer hoge snelheid passeerde. Ik zag dat er totaal drie personen in zaten.
Ik kon met ons snelle dienstvoertuig vlug bijtrekken en kwam als eerste voertuig achter de Golf te rijden. Ik zag op de kilometerteller van ons dienstvoertuig dat wij 200 km/u reden. Ik zag de Golf over rijstrook 2 rijden. Om de achtervolging te stoppen probeerde ik de Golf over rijstrook 1, links, in te halen. Dit ging gemakkelijk om dat ons dienstvoertuig veel sneller kon rijden dan de Golf. Op het moment dat ik praktisch naast de Golf kom te rijden, met ongeveer 220 km/u, links op rijstrook 1, maakte de bestuurder van de Golf, totaal onnodig, een abrupte stuurbeweging in onze richting. Ik schrok erg van deze stuurbeweging, vooral omdat er geen ander voertuig in de buurt was. Dus totaal onverwachts.
Ik moest abrupt hard en krachtig remmen en tevens abrupt naar links sturen in de richting van de vangrail en middenberm. Ik moest al mijn rijkunde inzetten om een aanrijding met de Golf te voorkomen en ook met de vangrail van de middenberm. Ik zag de vangrail al op ons afkomen. Ik kon nog maar net voorkomen dat de linker wielen niet in de middenberm terecht kwamen. Ik kon onze auto nog net onder controle houden. Ik vond dit heel erg bedreigend en ik voelde mij hier niet goed bij. Ondanks mijn rijkunde was ik heel erg geschrokken van deze actie van de bestuurder van de Golf, omdat gezien het verkeersbeeld dit totaal onnodig was. Het was bewust gedaan om ons van de weg af te drukken. Ik ben blij dat wij ongedeerd zijn gebleven en dit kunnen na vertellen.
Vervolgens heeft hij dit in de loop van de achtervolging nog een paar keer geprobeerd te doen.
Na mijn dienst heb ik best nog veel gedacht aan deze actie en toen drong het tot mij door dat wij ontzettend veel geluk hebben gehad dat wij het er levend hadden afgebracht. Vooral bij deze snelheid van ongeveer 200 km/u.
4. Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 maart 2021, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [benadeelde 2]5.:
Ten tijde van de achtervolging gaf ik, [benadeelde 2] , portofonisch aan het operationeel centrum Driebergen het kenteken van de Volkswagen Golf door. Tijdens de achtervolging probeerde de bestuurder, naar later bleek de aangehouden verdachte [verdachte] , meermaals met zeer hoge snelheid met deze Volkswagen ons van de weg te drukken. Door de alerte reactie van mijn collega [benadeelde 1] , die als bestuurder van ons dienstvoertuig optrad, werd een aanrijding voorkomen.
Op het moment dat deze Volkswagen in Duitsland de afslag Eschweiler nam en aan de Rue
de Wattrelos via het gras en trottoir tegen ons dienstvoertuig aanreed, stonden mijn collega [benadeelde 1] en ik voor de Volkswagen. Ik liep direct naar de Volkswagen toe. Het bestuurdersportier was in eerste instantie gesloten. Nadat deze werd geopend, pakte ik samen met mijn collega [benadeelde 1] en een collega van de Duitse politie [verdachte] aan zijn arm en kleding vast teneinde hem naar de grond te geleiden en aan te houden.
5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2020, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]6.:
Op 31 oktober 2020, omstreeks 01.30 uur, waren wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , belast met de incidentenafhandeling binnen het Basisteam Heerlen van Eenheid Limburg. Wij waren in uniform gekleed en verplaatsten ons in een herkenbaar dienstvoertuig.
Op 31 oktober 2020, omstreeks 01.30 uur, werden wij door het Operationeel Centrum gestuurd naar knooppunt Kunderberg in verband met een achtervolging op de A76 in de richting van Duitsland.
Op 31 oktober 2020, omstreeks 01.40 uur, bevonden wij ons op de A76 rechts ter hoogte van knooppunt Kunderberg. Wij reden achter het voertuig van de collega’s van de Landelijke Eenheid. Wij zagen dat het voertuig dat achtervolgd werd, een grijze Volkswagen Golf betrof. Wij zagen dat wij de Nederlandse grens passeerden en in Duitsland reden. Wij zagen dat het voertuig de afslag Eschweiler/Stolberg nam. Wij zagen dat het voertuig op de Rue de Wattrelos tot stilstand kwam. Wij positioneerden ons dienstvoertuig zodanig dat het voor de inzittenden niet mogelijk was om uit te stappen aan de rechterzijde van het voertuig.
Ik, [verbalisant 1] , pakte de persoon die rechts achterin zat, nam deze uit het voertuig en hield deze persoon staande. Naderhand bleek dit [medeverdachte 1] te zijn.
Ik, [verbalisant 2] , pakte de persoon die als bijrijder in het voertuig zat, samen met een Nederlandse en Duitse collega uit het voertuig en deze persoon werd door ons staande gehouden. Aangezien het niet mogelijk was om deze persoon via de rechterzijde uit het voertuig te halen, werd deze persoon via de linkerzijde uit het voertuig gehaald. Naderhand bleek deze persoon [medeverdachte 2] te zijn.
Ik, [verbalisant 2] , bevroeg het kenteken van de auto die achtervolgd was. Het betrof een Nederlands kenteken [kenteken] .
6. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 november 2020, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige]7.:
V: Met betrekking tot een achtervolging die zaterdag 31 oktober 2020 in de vroege ochtend heeft plaatsgevonden op de A2 tussen Eindhoven en Geleen: Vertel eens wat er gebeurd is die bewuste nacht?
A: Ik was die bewuste vrijdagavond (het hof begrijpt: 30 oktober 2020) op bezoek bij vrienden in Zoetermeer. Ik ben daar omstreeks 22.30 uur weggereden. Ik heb op de A2 gereden. Tussen Eindhoven en Weert heb ik op de autosnelweg, rijdende met een snelheid van 130 kilometer per uur de auto die voor mij reed op de rechterrijstrook ingehaald door de linkerrijstrook te gebruiken. Op het moment dat ik de auto voor mij wilde inhalen zag ik dat er rechts van mij, dus tussen mij en het voertuig dat ik wilde inhalen, een personenauto verscheen. Deze auto duwde zich tussen mij en het andere voertuig in. Dus op een gegeven moment reden wij met 3 personenauto's naast elkaar over de 2 rijstroken van de A2. Het voertuig dat tussen ons in kwam gereden was een licht grijze Volkswagen Golf. Deze reed ook verder met hoge snelheid. Ik reed ongeveer 130 kilometer per uur. Die lichtgrijze Volkswagen moet dus harder gereden hebben.
V: Kon je zien hoeveel personen er in deze auto zaten?
A: Drie. Heel duidelijk. Er zaten 2 personen voor in de auto en een persoon zat achter in de midden, dus eigenlijk tussen die 2 in.
A: Ik zag dat de Volkswagen met hoge snelheid wegreed. Ik zag dat hij op de linkerrijstrook bleef rijden. Na een aantal kilometers werd ik ingehaald door een opvallende politiewagen die met hoge snelheid voorbij reed. Ter hoogte van Maasbracht zag ik nog meer politiewagens met zwaailicht voor mij rijden. Zelfs achter mij kwam een politiewagen met zwaailichten en sirene aanrijden.
Nabij Grathem zie ik een politiewagen van de autosnelweg afrijden. Ik zie dat deze politiewagen vervolgens terugkeert en weer de autosnelweg oprijdt richting Eindhoven. Ondertussen kamen er meerdere politieauto's achter mij aangereden met sirenes en zwaailichten en zie ik dat ik plotseling via de linkerrijstrook ingehaald wordt door een lichtgrijze Volkswagen. Dat was weer diezelfde Volkswagen met 3 inzittenden.
7. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van het gerechtshof d.d.
13 oktober 2022:
Het klopt dat ik in de nacht van 30 op 31 oktober 2020 in de grijze Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] zat en in Duitsland ben aangehouden. Het klopt dat ik op het moment van de aanhouding achter het stuur van de Volkswagen Golf zat.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep, op de gronden zoals vermeld in de pleitnota van de raadsvrouw, primair bepleit dat de verdachte volledig zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde omdat hij tijdens de achtervolging niet de bestuurder is geweest van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] . De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat tijdens de achtervolging de medeverdachte [medeverdachte 1] de bestuurder is geweest, dat in de auto ook nog een vierde persoon zat die kort voor de botsing met het dienstvoertuig tijdens het maken van een U-bocht uit de auto is gesprongen, dat vlak daarna [medeverdachte 1] naar de achterbank van de auto is gesprongen, rechts achterin, en dat de verdachte zich vervolgens van de bijrijdersplaats naar de bestuurdersstoel heeft verplaatst.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van de hierboven vermelde bewijsmiddelen stelt het hof het navolgende vast: Na een lange achtervolging is de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] uiteindelijk in Duitsland tot stilstand gekomen en konden de inzittenden ervan staande worden gehouden. De verdachte zat in de Volkswagen Golf op de bestuurdersstoel. [medeverdachte 2] zat op de bijrijdersstoel en [medeverdachte 1] zat rechts achterin.
Zowel de verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] als de getuige [getuige] hebben tijdens het rijden op de A2 waargenomen dat er drie personen in de Volkswagen Golf zaten. De getuige [getuige] heeft verklaard dat er twee personen voorin de auto zaten en één persoon achterin. Voor het hof heeft geenszins aannemelijk kunnen worden dat er tijdens de achtervolging op de A2 nog een vierde persoon in de Volkswagen Golf heeft gezeten die kort voor de staandehouding uit de auto zou zijn gesprongen.
Uit de hierboven vermelde bewijsmiddelen blijkt verder dat de verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] tijdens de achtervolging continue zicht hebben gehad op de Volkswagen Golf. Zij hebben de verdachte vrijwel direct na het moment dat hij volgens zijn verklaring in de nog rijdende auto van plek zou zijn gewisseld op de bestuurdersstoel aangetroffen. Op dat moment zat de medeverdachte [medeverdachte 2] naast de verdachte op de bijrijdersstoel. Gelet op deze feiten en omstandigheden is het uitgesloten dat de verdachte in het zeer korte tijdsbestek tussen het botsen met het dienstvoertuig en de staandehouding in de Volkswagen Golf van plek is gewisseld. Bij dit oordeel betrekt het hof mede de omstandigheid dat het naar algemene ervaringsregels voor volwassen personen praktisch gezien onmogelijk is om zich in een rijdend voertuig zoals een Volkswagen Golf in enkele seconden van linksvoor naar rechtsachter ( [medeverdachte 1] ) én van rechtsvoor naar linksvoor (verdachte) te verplaatsen. Met name de aanwezigheid van de medeverdachte [medeverdachte 2] op de bijrijdersstoel naast de verdachte maakt duidelijk dat de lezing van de verdachte evident onjuist is en zijn weerlegging vindt in de bewijsmiddelen. De verdachte is ook tijdens de achtervolging de bestuurder geweest van de Volkswagen Golf.
Hetgeen door de verdediging overigens in dit kader naar voren is gebracht brengt het hof niet tot een ander oordeel. Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van het hof dat de door de verdachte gemaakte abrupte stuurbewegingen in de richting van het dienstvoertuig van de verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zijn geschied onder zodanige omstandigheden dat deze in het algemeen geschikt zijn om bij de inzittenden van dat voertuig de vrees teweeg te brengen dat een verkeersongeluk met dodelijke afloop zou plaatsvinden. Gelet daarop heeft die vrees bij [benadeelde 1] en [benadeelde 2] in redelijkheid kunnen ontstaan. Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich met zijn handelen schuldig heeft gemaakt aan het meermalen bedreigen van de verbalisanten met een misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het hof aan hem een lagere straf zal opleggen dan de rechtbank, althans (meer subsidiair) in elk geen hogere straf en te komen tot een aanzienlijk kortere en deels voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen. In dat kader heeft de raadsvrouw erop gewezen dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en aandacht gevraagd voor de hardhandige wijze waarop de verdachte is aangehouden. Verder is gewezen op de omstandigheid dat de verdachte zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke delicten en dat er in zijn leven een kentering gaande lijkt te zijn, waarbij de verdachte zijn leven op orde lijkt te krijgen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij gelet op de volgende omstandigheden.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich op meerdere momenten schuldig heeft gemaakt aan een zeer ernstige vorm van bedreiging jegens twee politieambtenaren die belast waren met de taak te zorgen voor de handhaving van de openbare orde en de veiligheid, door met een auto abrupte stuurbewegingen in de richting van het politievoertuig te maken.
De verdachte heeft een stopteken van de politie genegeerd, wat heeft geleid tot een lange en wilde achtervolging in zowel Nederland, België als Duitsland, waarbij meerdere politieauto’s uit die drie landen betrokken waren. De verdachte heeft tijdens de rit herhaaldelijk ernstige verkeersovertredingen begaan. Zo heeft de verdachte gedurende langere tijd met snelheden rond de 200 kilometer per uur gereden, diverse voertuigen over de vluchtstrook ingehaald, nabij wegwerkzaamheden een rood kruis boven de weg genegeerd en is hij rakelings langs de daar werkzame wegwerkers gereden. Op deze wijze heeft de verdachte moedwillig anderen in (levens)gevaar gebracht en hen grote schrik aangejaagd. Door zo te handelen heeft de verdachte zijn eigen belang om zich aan een staandehouding te onttrekken laten prevaleren boven de veiligheid en het welzijn van de verbalisanten, andere weggebruikers en de wegwerkers. De verdachte lijkt zich daar in het geheel niet om te hebben bekommerd. Het hof rekent dit de verdachte zeer zwaar aan.
De maatschappij verwacht van politiemedewerkers dat zij optreden in gevaarlijke situaties. Zij verdienen om die reden bijzondere bescherming, om te voorkomen dat zij bij de uitoefening van hun functie van strafbaar handelen slachtoffer worden. Naar het oordeel van het hof dient dit tot uitdrukking te komen in de op te leggen straf.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 augustus 2022 en de inhoud van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 31 maart 2022. In genoemd reclasseringsadvies is vermeld dat op basis van het Uittreksel Justitiële Documentatie een patroon is vast te stellen van antisociale gedragingen en daarmee samenhangende verhoogde risico’s. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt om aan de verdachte bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Voorts heeft het hof de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen, voor zover die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen.
Een en ander afwegend, acht het hof het - ondanks dat het komt tot een andere bewezenverklaring - passend en geboden aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd. Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof daarnaast aan de verdachte voor de duur van 3 jaren de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de grove wijze waarop de verdachte de verkeersveiligheid en de veiligheid van anderen in gevaar heeft gebracht, ziet het hof geen ruimte voor een andere of geringere afdoening, zoals door de raadsvrouw is bepleit.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Ten aanzien van in beslag genomen iPhone SE met simkaart en lader is niet duidelijk wie daarop rechthebbende is. Derhalve is het hof niet in staat de teruggave daarvan aan een met name te noemen persoon te gelasten. Het hof zal daarvan de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaren.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een GSM, iPhone SE (incl. simkaart + lader), omschrijving: PL2300-2020175630-G1433862.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. S. Riemens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 27 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.