NJ 1925, p. 1265
Bewijslast bij vordering tot schadevergoeding. Staatprocedure. Vordering tot schadevergoeding wegens niet-nakoming, subsidiair tot rekening en verantwoording.
HR 29-10-1925, ECLI:NL:HR:1925:312
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 oktober 1925
- Magistraten
Mrs. Jhr. de Savornin Lohman, Savelberg, Jhr. Feith, van den Dries en Kirberger.
- Zaaknummer
[29101925/NJ_1925,_p._1265]
- Conclusie
Mr. Tak
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS150457:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1925:312, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑10‑1925
- Wetingang
Essentie
Bewijslast bij vordering tot schadevergoeding. Staatprocedure. Vordering tot schadevergoeding wegens niet-nakoming, subsidiair tot rekening en verantwoording.
Samenvatting
Eischer, stellende schade te hebben geleden door verweerders wanpraestatie en op dien grond schadevergoeding vorderende, moet voldoende feiten stellen en bij tegenspraak deze bewijzen. Over omkeering van den bewijslast wordt ten onrechte geklaagd.
Art. 612 Rv. kent den rechter de bevoegdheid toe een schadestaatprocedure te bevelen, zoo hij het beloop der schade niet aanstonds kan bepalen, doch die bepaling dwingt hem daartoe niet, indien naar zijn oordeel niet voldoende feiten zijn gesteld om het geleden zijn van schade daaruit af ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.