Einde inhoudsopgave
Advocatenwet
Artikel 45c [Schorsing deken]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2024
- Bronpublicatie:
11-05-2022, Stb. 2022, 186 (uitgifte: 19-05-2022, kamerstukken: 35733)
- Inwerkingtreding
01-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-02-2024, Stb. 2024, 44 (uitgifte: 04-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Advocaat
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Het hof van discipline schorst op verzoek van het college van toezicht een deken in de taakuitoefening ingevolge de artikelen 45a, eerste lid, 46c, 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en 14, tweede lid, van de Wet kwaliteit incassodienstverlening, indien en voor zolang:
- a.
hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;
- b.
hij bij nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf is veroordeeld dan wel hem bij een dergelijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft; of
- c.
hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft verkregen, dan wel wegens schulden is gegijzeld.
2.
Het hof van discipline kan op verzoek van het college een deken schorsen in de taakuitoefening ingevolge de artikelen 45a, eerste lid, 46c, 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en 14, tweede lid, van de Wet kwaliteit incassodienstverlening, indien:
- a.
tegen hem een gerechtelijk vooronderzoek ter zake van een misdrijf is ingesteld; of
- b.
er een ander ernstig vermoeden is voor het bestaan van feiten of omstandigheden die tot ontslag zouden kunnen leiden.
3.
Het hof van discipline beëindigt desgevraagd of ambtshalve een schorsing als bedoeld in het eerste of tweede lid, wanneer de grond hiervoor is vervallen.
4.
Het hof van discipline ontheft op verzoek van het college een deken van de taakuitoefening ingevolge de artikelen 45a, eerste lid, 46c, 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en 14, tweede lid, van de Wet kwaliteit incassodienstverlening, indien:
- a.
de deken bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf is veroordeeld dan wel hem bij een dergelijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft; of
- b.
de deken bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft verkregen, dan wel wegens schulden is gegijzeld.
5.
Tegen een beslissing van het hof van discipline op grond van dit artikel kan door een belanghebbende overeenkomstig artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
6.
Ingeval het hof van discipline toepassing geeft aan het eerste tot en met vierde lid, wordt de taakuitoefening ingevolge de artikelen 45a, eerste lid, 46c, 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en 14, tweede lid, van de Wet kwaliteit incassodienstverlening, waargenomen door het in artikel 23, eerste lid, bedoelde lid van de raad van de orde in het arrondissement.