Hof 's-Gravenhage, 24-02-2012, nr. 22-003625-10
ECLI:NL:GHSGR:2012:BV8339, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
24-02-2012
- Zaaknummer
22-003625-10
- LJN
BV8339
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2012:BV8339, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 24‑02‑2012; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDOR:2010:BM8612, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:60, Niet ontvankelijk
Uitspraak 24‑02‑2012
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft haar partner opzettelijk en met voorbedachten rade om het leven gebracht. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan moord. Het Hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren. Tevens wordt de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij 1 toegewezen.
Partij(en)
Rolnummer: 22-003625-10
Parketnummer: 11-500395-09
Datum uitspraak: 24 februari 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 22 juni 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1960,
thans gedetineerd in PI Z-O, Evertsoord Ter Peel, GEV te Evertsoord.
- 1.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 25 maart 2011, 23 september 2011 en 10 februari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
- 2.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
3. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 16 september 2009 tot en met 17 september 2009 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, opzettelijk, en (al dan niet) met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft zij, verdachte, (telkens) met dat opzet en (telkens) (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg
- -
(herhaaldelijk) (met een (scherp) voorwerp) heftig uitwendig mechanisch geweld uitgeoefend op de balzak van [slachtoffer] en/of
- -
[slachtoffer] in de hals geknepen en/of de hals van [slachtoffer] dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of een voorwerp tegen de hals van [slachtoffer] geduwd, althans substantieel samendrukkend mechanisch geweld uitgeoefend op/tegen de hals van [slachtoffer] en/of
- -
de mond en/of neus van [slachtoffer] met een voorwerp) bedekt en/of bedekt gehouden en/of dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, althans samendrukkend en/of opdrukkend mechanisch geweld uitgeoefend op/tegen de mond en/of neus van [slachtoffer],
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 september 2009 tot en met 17 september 2009 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, aan een persoon (te weten haar levensgezel) genaamd [slachtoffer], opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten
- -
een gescheurde balzak en/of
- -
een gebroken neus en/of
- -
een breuk van het rechter hoorntje van het tongbeen heeft toegebracht, door (telkens) opzettelijk en (telkens) (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg
- -
(herhaaldelijk) (met een (scherp) voorwerp) heftig uitwendig mechanisch geweld uit te oefenen op de balzak van [slachtoffer] en/of
- -
[slachtoffer] in de hals te knijpen en/of de hals dichtgeknepen te houden en/of een voorwerp tegen de hals van [slachtoffer] te duwen, althans substantieel samendrukkend mechanisch geweld uit te oefenen op/tegen de hals van [slachtoffer] en/of
- -
de mond en/of neus van [slachtoffer] (met een voorwerp) te bedekken en/of bedekt te houden en/of dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden, althans samendrukkend en/of opdrukkend mechanisch geweld uit te oefenen op/tegen de mond en/of neus van [slachtoffer],
terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad;
meer subsidiair: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 16 september 2009 tot en met 17 september 2009 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, een persoon (te weten haar levensgezel) genaamd [slachtoffer], opzettelijk heeft mishandeld, door
- -
(herhaaldelijk) (met een (scherp) voorwerp) heftig uitwendig mechanisch geweld uit te oefenen op de balzak van [slachtoffer] en/of
- -
[slachtoffer] in de hals te knijpen en/of de hals dichtgeknepen te houden en/of een voorwerp tegen de hals van [slachtoffer] te duwen, althans substantieel samendrukkend mechanisch geweld uit te oefenen op/tegen de hals van [slachtoffer] en/of
- -
de mond en/of neus van [slachtoffer] (met een voorwerp) te bedekken en/of bedekt te houden en/of dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden, althans samendrukkend en/of opdrukkend mechanisch geweld uit te oefenen op/tegen de mond en/of neus van [slachtoffer],
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
4. Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. De verweren van de verdediging
De raadsman heeft bij pleidooi - op gronden als nader weergegeven in zijn ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota - zakelijk weergegeven betoogd dat er geen enkel direct bewijs is voor betrokkenheid van de verdachte bij enig letsel van het slachtoffer en dat het dossier diverse aanknopingspunten bevat voor een ander scenario dan zoals door de rechtbank is bewezen verklaard. Meer in het bijzonder heeft de raadsman als mogelijke scenario's geschetst die waarbij (i) een ander dan de verdachte het slachtoffer heeft gedood, (ii) het slachtoffer is overleden ten gevolge van een ongelukkige samenloop van omstandigheden (iii) dan wel door alcoholvergiftiging dan wel (iv) het slachtoffer zichzelf heeft verwond als gevolg waarvan hij is komen te overlijden. Voorts heeft de raadsman bepleit dat geen sprake kan zijn van opzet en voorbedachten rade.
Geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een derde in de woning ten tijde van het ten laste gelegde
Het hof stelt vast dat er uitvoerig en grondig onderzoek is gedaan gelet op het aantal onderzoekshandelingen dat is verricht en de omvang en reikwijdte van het procesdossier. Diverse scenario's zijn de revue gepasseerd en in lijn daarvan zijn verschillende onderzoeksrichtingen uitgezet en, voor zover mogelijk, onderzocht. Zo is ook gekeken naar de mogelijkheid dat het slachtoffer door een ander dan de verdachte is gedood.
Het hof is van oordeel dat het procesdossier geen aanknopingspunten oplevert voor de betrokkenheid van een derde bij de dood van het slachtoffer. Uitgebreid technisch onderzoek naar onder meer braakschade, inklimsporen en DNA-materiaal heeft slechts één ander spoor dan van de verdachte en/of het slachtoffer opgeleverd te weten een DNA-mengprofiel met DNA van ten minste één onbekend persoon; dit spoor is aangetroffen op de ceintuur van een badjas die op het slachtoffer lag1.
Het hof acht geenszins aannemelijk geworden dat voornoemd spoor delictgerelateerd is, gelet op de verklaring van de arts-patholoog F.R.W. van de Goot op de terechtzitting van 23 september 2011 dat hij blijft bij zijn conclusie dat het letsel aan de hals niet is ontstaan door het gebruik van een ceintuur en het letselbeeld niet past bij omsnoerend geweld2.
Op grond van het voorgaande gaat het hof ervan uit dat in de tenlastegelegde periode alleen de verdachte en het slachtoffer in de woning aanwezig zijn geweest, behoudens een aantal korte bezoeken van de buurman in de ochtend en middag van 16 september 2009, die op verzoek van het slachtoffer voor hem en de verdachte flessen wijn heeft gehaald.
Ongelukkige samenloop van omstandigheden
Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk geworden dat de verwondingen aan het lichaam van het slachtoffer zijn ontstaan door een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Ook hiervoor levert het procesdossier geen concrete aanknopingspunten voor een dergelijke toedracht op. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Vallen
De arts-patholoog Van de Goot heeft ter terechtzitting van 23 september 2011 verklaard dat hij het zeer onwaarschijnlijk acht dat de breuk van het rechterhoorntje van het tongbeen uitsluitend door een val is ontstaan, gelet op de verdeling van de letsels, de diepte van de ligging van de structuren en de breuk en de afwezigheid van gelokaliseerd letsel ter plaatse3.
De arts-patholoog acht het daarnaast beduidend minder waarschijnlijk dat het letsel in het gezicht van het slachtoffer is ontstaan door een val dan door opdrukkend geweld door smoren. Als iemand op zijn gezicht valt, verwacht de arts-patholoog meer letsels aan de buitenkant van de huid dan zoals bij het slachtoffer is aangetroffen4. Het hof maakt bovengenoemde bevindingen tot de zijne.
Naar het oordeel van het hof is evenmin aannemelijk geworden dat de balzak van de verdachte is gescheurd ten gevolge van een val. De arts-patholoog heeft in zijn rapport weliswaar verklaard dat het uitwendig scheurend, botsend en/of snijdend geweld aan de balzak bijvoorbeeld zou kunnen optreden bij het vallen van het lichaam (met de balzak) tegen een hakend object5, het procesdossier bevat evenwel naar het oordeel van het hof geen enkel aanknopingspunt (in de vorm van sporen en dergelijke) voor een dergelijke gang van zaken.
Dichtgeslibde kransslagaders
De arts-patholoog heeft ter terechtzitting van 23 september 2011 verklaard dat het tekort aan circulerend bloed het gevolg is geweest van een tekort aan totaal bloedvloei en niet het gevolg van de twee dichtgeslibde aders. Het bloedverlies in combinatie met het letsel zoals aangetroffen bij het slachtoffer kan hij zonder meer rijmen met te weinig circulerend bloed ten gevolge van het letsel6.
Het hof is op grond van deze bevindingen van oordeel dat de doodsoorzaak niet door de slechte hartconditie van het slachtoffer kan worden verklaard.
Alcoholvergiftiging
De arts-patholoog heeft ter terechtzitting van 23 september 2011 verklaard dat een torenhoog alcoholpromillage, zoals door de toxicoloog bij het slachtoffer is geconstateerd, een hartinfarct kan uitlokken, maar dat daarvan hier geen sprake is. Er is immers sprake van een totaal gebrek aan zuurstof, ook in het vat dat wel goed doorbloed wordt. Als er hartspierweefselversterf optreedt door overbelasting van de hartspier als gevolg van een hoog alcoholpromillage, zullen met name die gebieden aangedaan zijn, waar de bloedvaten dichtzitten. In dit geval is de hele hartspier (van het slachtoffer) aangetast, dus ook die delen die wel van bloed en zuurstof kunnen worden voorzien. Gelet op het bloed in de rotsbeenderen, het bloed in de halsregio, een breuk van het strottenhoofd en het gegeneraliseerde zuurstofgebrek, en met name de bevindingen aan de hals kan de dood (van het slachtoffer) niet zonder meer worden verklaard door het hoge alcoholpromillage7.
Het hof gaat uit van de juistheid van bovengenoemde verklaring, zodat het hof niet aannemelijk acht dat de dood door alcoholvergiftiging is ingetreden.
Bloedverlies
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep in twijfel getrokken of de verdachte veel bloed heeft verloren als gevolg van de verwonding aan zijn balzak en heeft op de mogelijkheid van een bloedneus gewezen als oorzaak daarvan.
Bloedneus
De arts-patholoog heeft ter terechtzitting van 23 september 2011 verklaard dat hij een bloedneus als oorzaak van het bloedverlies beduidend minder waarschijnlijk acht dan de verscheuring van de balzak, nu geen bloed in de maag van het slachtoffer is aangetroffen. De arts-patholoog heeft geen aanwijzingen dat het bloedverlies anders is ontstaan dan door de verscheuring aan de balzak, en dus niet door een bloedneus8.
Dit oordeel maakt het hof tot het zijne.
Mate van bloedverlies
De arts-patholoog heeft ter terechtzitting van 23 september 2011 verklaard dat hij aanwijzingen heeft dat het letsel (het hof: aan de balzak) bij leven is opgelopen en dat dergelijk letsel zeker tot heftig bloedverlies leidt9.
De arts-patholoog heeft op die zitting vervolgens zijn hierboven weergegeven conclusie genuanceerd in die zin dat een dergelijk letsel tot heftig bloedverlies kan leiden10. Die nuancering is ingegeven door de hypothese dat iemand in shock aan het raken is en dan het letsel oploopt, terwijl het letsel aan het enige stukje wat onderzocht is een uur eerder is opgelopen. Over die hypothese heeft de deskundige evenwel verklaard dat iemand in het algemeen niet een uur in shock verkeert. Het dossier en het verhandelde ter zitting bevat geen aanwijzingen dat deze hypothese zich heeft voorgedaan. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de arts-patholoog heeft verklaard dat hij het meest representatieve deel van de balzak heeft onderzocht11. Deze bevindingen maakt het hof tot het zijne.
Het hof is op grond van het voorgaande en de ter terechtzitting van 23 september 2011 afgelegde verklaring
van de deskundige die het bloedspoorpatroon-onderzoek heeft uitgevoerd, Ing. M.J. van der Scheer12, van oordeel dat is komen vast te staan dat het bloedverlies aanzienlijk was.
Zelfmoord c.q. zelfverwonding
Evenmin is aannemelijk geworden dat de verwondingen aan de balzak en het gebroken hoorntje van het tongbeen zijn ontstaan door toedoen van het slachtoffer zelf. Ook voor dat scenario levert het procesdossier geen concrete aanknopingspunten.
Tijdens het uitgebreide technisch onderzoek is er geen voorwerp aangetroffen waardoor of met behulp waarvan de balzak van het slachtoffer is beschadigd. Ook zijn er volgens dat onderzoek geen aanwijzingen dat het slachtoffer zichzelf de verwondingen heeft toegebracht. Zijn handen vertoonden nauwelijks bloedsporen. Met name de vingers, vingertoppen en nagelranden waren opvallend schoon13. Het hof tekent daarbij aan dat Ing. M.J. van der Scheer ter terechtzitting van 23 september 2011 heeft verklaard dat zeker sprake is geweest van aanzienlijk bloedverlies14.
Daarnaast is het naar het oordeel van het hof uitgesloten dat de verdachte nog in staat was zichzelf zo heftig te verwurgen dat hij daarbij het hoorntje van zijn tongbeen heeft gebroken, gelet op de ernstige verwondingen die hij reeds had opgelopen, de hoeveelheid bloed die hij had verloren en de hoeveelheid alcohol en medicijnen die door de toxicoloog Dr. K.J. Lusthof in zijn bloed zijn aangetroffen. In het toxicologisch rapport wordt immers onder meer geconcludeerd dat de met het toxicologisch onderzoek aangetoonde combinatie van alcohol en benzodiazepinen het bewustzijn van [slachtoffer] ten tijde van het overlijden naar alle waarschijnlijkheid ernstig negatief heeft beïnvloed15.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 16 september 2009 tot en met 17 september 2009 te Dordrecht opzettelijk, en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft zij, verdachte, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
- -
mechanisch geweld uitgeoefend op de balzak van [slachtoffer] en/of
- -
mechanisch geweld uitgeoefend op/tegen de hals van [slachtoffer]
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
8. Bewijsoverweging
Nu niet aannemelijk is geworden dat de verwondingen zijn ontstaan door een val of meerdere valpartijen dan wel door het slachtoffer zelf zijn toegebracht, terwijl vaststaat dat de verdachte alleen met het slachtoffer in de woning was ten tijde van het ten laste gelegde, er DNA van de verdachte op de hals van het slachtoffer is aangetroffen, op haar vingerringen een aanmerkelijke hoeveelheid bloed van het slachtoffer zat en de verwondingen bovendien ook niet anders te verklaren zijn, komt het hof tot het oordeel dat het de verdachte is geweest die de verwondingen aan het slachtoffer, die uiteindelijk oorzaak zijn geweest van zijn dood, heeft toegebracht.
Opzet
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte na een tijdsspanne van circa dertig tot vijfenveertig minuten nadat zij de verwonding aan de balzak -gepaard gaande met heftig bloedverlies- heeft toegebracht, substantieel samendrukkend geweld uitgeoefend op de hals van het slachtoffer, met als gevolg een gebroken tongbeen en bloeduitstortingen in de halsspieren. Door aldus te handelen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer daardoor komt te overlijden. Aldus heeft de verdachte naar het oordeel van het hof het slachtoffer opzettelijk van het leven beroofd.
Voorbedachten rade
Het hof is op grond van het sectierapport van oordeel dat is komen vast te staan dat de verdachte tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit en de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De verdachte heeft immers gedurende de circa dertig tot vijfenveertig minuten tussen het toebrengen van de verwonding aan de balzak en het uitoefenen van het geweld op de hals van het slachtoffer ruimschoots de tijd gehad om zich te bezinnen op haar handelen.
9. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het primair bewezen verklaarde levert op:
moord.
10. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
11. Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest.
12. Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft haar partner opzettelijk en met voorbedachten rade om het leven gebracht. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan moord. Zij heeft welbewust een mensenleven beëindigd en daarmee aan het slachtoffer zijn kostbaarste bezit, namelijk zijn leven, ontnomen en aan de nabestaanden een onomkeerbaar verlies en groot leed toegebracht, zoals ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaringen van twee dochters van het slachtoffer. Ook de omstandigheden waaronder dit misdrijf is gepleegd, moet voor de nabestaanden welhaast een ondraaglijke en traumatische ervaring betekenen. Een feit als dit draagt een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 januari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Voorts heeft het hof gelet op de beginselen van generale en speciale preventie alsmede van vergelding en in aanmerking genomen welke straffen in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op een Pro Justitia rapportage van 16 december 2009 betreffende de verdachte. In dit rapport concluderen de rapporteurs B. van Giessen, psycholoog en J.M.J.F. Offermans, psychiater, onder meer dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van recidiverende depressieve stoornis van matig-ernstige aard en van alcoholafhankelijkheid en een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een persoonlijkheidsstoornis (niet anderszins omschreven) met afhankelijke en borderline kenmerken. Ten tijde van het tenlastegelegde speelden de alcoholafhankelijkheid en de persoonlijkheidsstoornis (niet anderszins omschreven) een rol van betekenis. Dientengevolge kan de verdachte voor het tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Het recidiverisico wordt als gering ingeschat.
Met inachtneming van het voorgaande overweegt het hof dat de verdachte ten tijde van het plegen van het feit verminderd toerekeningsvatbaar was alsmede dat de kans op recidive gering is.
Het hof is - alles overwegende en rekening houdend met het voorgaande - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien jaren, met aftrek van voorarrest, een passende en geboden reactie vormt.
13. Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 11.034,89, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het schadeveroorzakende feit, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve volledig worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat de benadeelde partij deze kosten heeft gemaakt tot aan de dag der algehele voldoening. Het hof zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien dit, gelet op de vermogenspositie van de verdachte, zinloos lijkt en zou neerkomen op een extra straf. Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
14. Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 624,41. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij ter zake van het primair bewezen verklaarde een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met deze vordering heeft gemaakt, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
15. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit gold ten tijde van het bewezen verklaarde.
16. BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] terzake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 11.034,89 (elfduizend vierendertig euro en negenentachtig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf de dag dat de benadeelde partij deze kosten heeft gemaakt tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde partij 2], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. C.G.M. van Rijnberk,
mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen en
mr. Chr.A. Baardman, in bijzijn van de griffier mr. J.J. Prins.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 februari 2012.
- 1.
NFI-rapport d.d. 8 februari 2010 met zaaknummer 2009.09.17.098, p. 14-18
- 2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 september 2011, p. 17
- 3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 september 2011, p. 8
- 4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 september 2011, p. 13
- 5.
NFI-rapport d.d. 2 november 2009 met zaaknummer 2009.09.17.098, p. 4
- 6.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 september 2011, p. 15
- 7.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 september 2011, p. 11
- 8.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 september 2011, p. 16
- 9.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 september 2011, p. 13
- 10.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 september 2011, p. 14
- 11.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 september 2011, p. 7
- 12.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 september 2011, p. 6
- 13.
Het aanvullend proces-verbaal van technisch onderzoek van de politie Zuid-Holland-Zuid, d.d. 25 maart 2010, BPS-nr. 09-102550, opgemaakt en ondertekend door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar
- 14.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 september 2011, p. 6
- 15.
NFI-rapport d.d. 2 december 2009 met zaaknummer 2009.09.17.098, p. 6