Rb. Middelburg, 24-08-2005, nr. 12/715147-05
ECLI:NL:RBMID:2005:AU1444
- Instantie
Rechtbank Middelburg
- Datum
24-08-2005
- Zaaknummer
12/715147-05
- LJN
AU1444
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMID:2005:AU1444, Uitspraak, Rechtbank Middelburg, 24‑08‑2005; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 24‑08‑2005
Inhoudsindicatie
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.C.P. Rammeloo en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot moord, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 2 jaren en met de oplegging van de bijzondere voorwaarde van Reclasseringstoezicht, inclusief behandeling bij het Dok te Rotterdam.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 12/715147-05
Datum uitspraak: 24 augustus
Tegenspraak
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 3 mei 2005
Datum voorlopige hechtenis: 9 mei 2005
------------------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geb.datum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [gemeente],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid West - Huis van Bewaring De Torentijd te Middelburg.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. H. Mink, advocaat te Oost-Souburg.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
- 11.
augustus 2005.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.C.P. Rammeloo en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot moord, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 2 jaren en met de oplegging van de bijzondere voorwaarde van Reclasseringstoezicht, inclusief behandeling bij het Dok te Rotterdam.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 03 mei 2005 te Biggekerke, gemeente Veere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, die [slachtoffer] (met kracht) op de grond heeft gegooid/geduwd, althans naar de grond heeft getrokken en/of (met kracht) een knie op een schouder van die [slachtoffer] heeft gezet en/of (aldus) met een knie (het lichaam van) die [slachtoffer] op de grond gedrukt heeft gehouden en/of (vervolgens) meermalen althans eenmaal (met kracht) in de richting van een/de be(e)n(en) en/of de buikstreek en/of het (overige) lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt met een priem, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp en/of (daarbij) meermalen, althans eenmaal heeft geroepen: "Ik steek je dood, ik steek je dood" en/of "Ik steek je kapot",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen (tengevolge waarvan die [slachtoffer] met zijn hoofd op een betonnen vloer terecht is gekomen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 03 mei 2005 te Biggekerke, gemeente Veere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht) op de grond heeft gegooid/geduwd, althans naar de grond heeft getrokken en/of (met kracht) een knie op een schouder van die [slachtoffer] heeft gezet en/of (aldus) met een knie (het lichaam van) die [slachtoffer] op de grond gedrukt heeft gehouden en/of (vervolgens) meermalen althans eenmaal (met kracht) in de richting van een/de be(e)n(en) en/of de buikstreek en/of het (overige) lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt met een priem, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp en/of (daarbij) meermalen, althans eenmaal heeft geroepen: "Ik steek je dood, ik steek je dood" en/of "Ik steek je kapot", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen (tengevolge waarvan die [slachtoffer] met zijn hoofd op een betonnen vloer terecht is gekomen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en voor zover terzake het onder 1 subsidiair telastgelegde een veroordeling niet
mocht kunnen volgen, terzake dat
- A.
hij op of omstreeks 3 mei 2005, te Biggekerke, gemeente Veere, opzettelijk gewelddadig [slachtoffer] (met kracht) op de grond heeft gegooid/geduwd, althans naar de grond heeft getrokken en/of (met kracht) een knie op een schouder van die [slachtoffer] heeft gezet en/of (aldus) met een knie (het lichaam van) die [slachtoffer] op de grond gedrukt heeft gehouden en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen (tengevolge waarvan die [slachtoffer] met zijn hoofd op een betonnen vloer terecht is gekomen), tengevolge waarvan deze pijn heeft ondervonden, en/of letsel heeft bekomen;
en/of
- B.
hij op of omstreeks 03 mei 2005 te Biggekerke, gemeente Veere, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer] een priem, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp getoond en/of tegen een been van die [slachtoffer] geduwd en/of meermalen althans eenmaal (met kracht) in de richting van een/de be(e)n(en) en/of de buikstreek en/of het (overige) lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt met die/een priem, in elk geval dat/een scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp en/of (daarbij) deze dreigend meermalen, althans eenmaal de woorden heeft toegevoegd: "Ik steek je dood, ik steek je dood" en/of "Ik steek je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij op 03 mei 2005 te Biggekerke, gemeente Veere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat, die [slachtoffer] met kracht op de grond heeft gegooid/geduwd, en met kracht een knie op een schouder van die [slachtoffer] heeft gezet en aldus met een knie het lichaam van die [slachtoffer] op de grond gedrukt heeft gehouden en vervolgens meermalen met kracht in de richting van de benen en de buikstreek en het overige lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en stekende bewegingen heeft gemaakt met een priem, en daarbij meermalen heeft geroepen: "Ik steek je dood, ik steek je dood" en "Ik steek je kapot", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van verdachte heeft het volgende aangevoerd. Met betrekking tot het primair tenlastegelegde is geen sprake geweest van voorbedachten rade. Ook heeft het slachtoffer geen opzet gehad op de dood van het slachtoffer. Evenmin kan gesproken worden van een poging omdat er geen begin van uitvoering is geweest. Tot slot heeft de verdachte zich vrijwillig teruggetrokken. De verdachte dient dan ook vrijgesproken te worden van het primair tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de raadsman kan slechts poging tot zware mishandeling worden bewezen.
Voorbedachte rade
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Verdachte heeft tegen de politie verklaard dat hij naar [slachtoffer] ’s zaak was gegaan omdat hij zag dat het daar druk was en hij wilde hem bewegen tot betaling van geld dat [slachtoffer] hem verschuldigd zou zijn. Hij had een priem uit zijn auto meegenomen omdat hij er niet zeker van was of hij [slachtoffer] wel aankon. De rechtbank ziet, gelet op de uit het dossier blijkende omstandigheden van verdachte, geen reden om aan deze verklaring van verdachte te twijfelen. In het dossier heeft de rechtbank ook geen andere aanknopingspunten gevonden die erop wijzen dat verdachte reeds bij het meenemen van de priem het voornemen had om [slachtoffer] daarmee te doden. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte de priem heeft meegenomen om zijn verzoek om betaling kracht bij te zetten en van voorafgaand kalm beraad en rustig overleg om [slachtoffer] met behulp van een priem te doden is daardoor geen sprake.
Hieruit volgt dat de voorbedachte rade op het doden van het slachtoffer niet bewezen kan worden verklaard. Tot algehele vrijspraak van het primair tenlastegelegde kan dit echter niet leiden, gezien het volgende.
Opzet
Uit de verklaringen van het slachtoffer en de getuige [getuige] is gebleken dat de verdachte [slachtoffer] heeft aangevallen door met kracht zijn arm om diens nek te slaan en hem tegen de grond te werken. De verdachte is bovenop het slachtoffer terecht gekomen en heeft hem met zijn knie tegen diens bovenlichaam in bedwang gehouden. De verdachte heeft toen uit zijn broekzak een priem gepakt en daarmee stekende bewegingen in de richting van de benen en de buik van het slachtoffer gemaakt onder het herhaaldelijk uitroepen van kreten als: ik maak je kapot, ik steek je dood. Verdachte heeft moeten weten dat door met een zodanig voorwerp (een scherpe priem met een lengte van 10 cm., buiten het handvat) in het onderlichaam en met name de buikstreek te steken, vitale organen geraakt kunnen worden met mogelijk fatale afloop voor het slachtoffer. Gelet hierop en op verdachtes uitlatingen tijdens de aanval, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank het (voorwaardelijk) opzet gehad op de dood van het slachtoffer.
Poging, vrijwillige terugtred
Anders dan door de raadsman is betoogd is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een voltooide poging tot doodslag. De steekbewegingen die verdachte heeft gemaakt hadden tot de dood van het slachtoffer kunnen leiden. Dat dit niet is gebeurd is niet toe te schrijven aan de wil of het handelen van verdachte, maar aan het afweren van de priem door het slachtoffer.
Van vrijwillige terugtred is dan ook geen sprake. Dat verdachte zich daarna wellicht het gevaar van zijn handelingen heeft gerealiseerd en is opgestaan en weggegaan, maakt dit niet anders. De strafbare poging was al voltooid.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachtes geestvermogens ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde is gerapporteerd door twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines.
Het over de verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport d.d. 18 juli 2005 van prof. dr. E.J. Colon, psychiater, vaste gerechtelijke deskundige FPD te Breda, bevat als conclusie van die deskundige onder meer - zakelijk weergegeven -:
"Indicaties dat verdachte in zijn jeugd een aandachtstekort stoornis met hyperactiviteit had. Resten van die stoornis zijn nu benoembaar waarbij met name innerlijke onrust en impulsiviteit opvallen. Verdachte ging verhaal halen bij slachtoffer. Hij had escalatie in het contact met slachtoffer kunnen voorkomen. Hij was dan ook geheel toerekeningsvatbaar."
Het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport d.d. 18 juli 2005 van W.J.L. Lander, psycholoog te Hulst, vaste gerechtelijke deskundige, bevat als conclusie van die deskundige onder meer - zakelijk weergegeven -:
"Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens namelijk ADHD in gedeeltelijke remissie. Er is geen sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Verdachte was sinds 1 ½ week gestopt met Seroxat waardoor hij zich sneller geagiteerd en minder beheerst voelde. Dit zijn (rest) symptomen van ADHD. Verdachte was gezien lange periode dat hij Seroxat gebruikt op de hoogte van de gevolgen van het staken van de Seroxat. Hij wist dat hij kwaad zou kunnen worden en zichzelf minder zou kunnen beheersen. Verdachte heeft zijn wil en gedrag zowel ten aanzien van het staken van Seroxat als van het benaderen van het slachtoffer, in vrijheid kunnen bepalen. Hij dient dan ook als volledig toerekeningsvatbaar beschouwd te worden."
De rechtbank neemt dit deskundig oordeel over en maakt het tot het hare en wel in zoverre dat haars inziens het feit aan de verdachte geheel kan worden toegerekend.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- -
de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan;
- -
de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Als gevolg van langslepende problemen een civielrechtelijk geschil tussen de verdachte en [slachtoffer] , heeft de verdachte in een vlaag van woede geprobeerd [slachtoffer] dood te steken. De verdachte heeft met zijn handelen het recht in eigen hand genomen en heeft zich niet kunnen beheersen. De omstan-digheid dat het slachtoffer het leven niet heeft verloren is een gelukkige, die geenszins aan verdachte is te danken. Het wild op iemand insteken omvat een zeer ernstig geweldsdelict.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- -
het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 7 mei 2005;
- -
het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 15 juli 2005 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg;
- -
het over de verdachte uitgebrachte psychiatrisch en psychologisch rapport als voornoemd.
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf rekening gehouden met het volgende. Uit het psychiatrisch en psychologisch rapport en uit de verklaring van de verdachte is gebleken dat de verdachte grote moeite heeft met zelfbeheersing. Wanneer de verdachte in een stressvolle situatie geraakt kan hij erg agressief worden. De verdachte uit zijn frustraties dan met geweld. Niet is uit te sluiten dat de verdachte in de toekomst wederom naar geweld zal grijpen om zijn problemen op te lossen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte professionele hulp nodig heeft bij het leren omgaan met zijn frustraties. De rechtbank heeft rekening gehouden met de bereidheid van de verdachte hulp te accepteren. De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met het feit dat het opgelopen letsel van [slachtoffer] beperkt is gebleven.
De rechtbank zal gezien het voorgaande naast het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, tevens de bijzondere voorwaarde opleggen van Reclasseringstoezicht met een verplichte behandeling bij poli- en dagkliniek het Dok in Rotterdam.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het primair bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Zij bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Zij stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Zij bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- -
de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- -
de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
- -
de veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de aanwijzingen die
hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, unit Middelburg,
zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt ook als dat inhoudt behandeling bij poli-
en dagkliniek Het Dok te Rotterdam.
Zij verstrekt aan genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de genoemde bijzondere voorwaarde.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.C.M. Reinarz, voorzitter,
mrs. J.P.M. Hopmans en I.E.M. Sutorius, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Ahbata als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 augustus 2005.
Mrs. J.P.M. Hopmans en I.E.M. Sutorius zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.