CRvB, 12-05-2010, nr. 08-3504 AKW
ECLI:NL:CRVB:2010:BM4919
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
12-05-2010
- Zaaknummer
08-3504 AKW
- LJN
BM4919
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2010:BM4919, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 12‑05‑2010; (Hoger beroep)
Uitspraak 12‑05‑2010
Inhoudsindicatie
Weigering van kinderbijslag ingevolge de AKW aan appellant voor zijn zoon over het tweede kwartaal van 2005 tot en met het vierde kwartaal van 2005. Het onderwijs dat de zoon toen volgde voldeed niet aan de klokureneis als bedoeld in artikel 7, tweede lid, aanhef en sub a, van de AKW. Ingevolge deze bepaling bestaat voor een kind van 16 of 17 jaar slechts recht op kinderbijslag als het kind in verband met onderwijs lessen of stages volgt gedurende gemiddeld tenminste 213 klokuren per kwartaal.
Partij(en)
08/3504 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 mei 2008, 07/1512 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 12 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2010. Appellant is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A.J. Groenendaal.
II. OVERWEGINGEN
- 1.
Voor een uitgebreide weergave van de relevante feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak en naar de beslissing op bezwaar van 7 maart 2007 (hierna: bestreden besluit), waarbij de Svb de weigering van kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) aan appellant voor zijn zoon [naam zoon] over het tweede kwartaal van 2005 tot en met het vierde kwartaal van 2005 heeft gehandhaafd.
- 2.1.
In hoger beroep is tussen partijen in geschil of de rechtbank terecht het standpunt van de Svb heeft onderschreven dat voor [naam zoon] over voornoemde kwartalen geen recht bestaat op kinderbijslag, omdat het onderwijs dat [naam zoon] toen volgde niet voldeed aan de klokureneis als bedoeld in artikel 7, tweede lid, aanhef en sub a, van de AKW. Ingevolge deze bepaling bestaat voor een kind van 16 of 17 jaar slechts recht op kinderbijslag als het kind in verband met onderwijs lessen of stages volgt gedurende gemiddeld tenminste 213 klokuren per kwartaal.
- 2.2.
De Svb heeft het bestreden besluit gebaseerd op een door het Bureau Attaché te Rabat ingesteld onderzoek, waaruit blijkt dat [naam zoon] in 2005 onderwijs volgde aan het College Ain Zorah gedurende gemiddeld 204 klokuren per kwartaal.
- 3.
De rechtbank heeft ten aanzien van het hiervoor omschreven geschilpunt het volgende overwogen, waarbij appellant is aangeduid als eiser en de Svb als verweerder:
“Gelet op het door het Bureau ingestelde onderzoek heeft [naam zoon] niet voldaan aan de klokureneis. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat het onderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen recht op kinderbijslag kan ontlenen aan artikel 7 van de AKW. Eiser kan dat recht evenmin ontlenen aan artikel 2 van de Regeling Klokuren 1998. Uit het door het Bureau ingestelde onderzoek blijkt dat [naam zoon] geen hoger (beroeps)onderwijs of universitair onderwijs volgt, dat het onderwijsprogramma niet 1600 volle uren of meer bevat en dat [naam zoon] dit jaar geen eindexamen doet.”
- 4.1.
De Raad kan zich geheel verenigen met dit oordeel van de rechtbank en maakt dat tot het zijne. Hetgeen door appellant in hoger beroep is aangevoerd heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen. Daarbij merkt de Raad – ter voorlichting van appellant – nog op dat niet wordt betwist dat [naam zoon] gedurende de in geschil zijnde kwartalen onderwijs heeft gevolgd, maar dat het aantal uren dat in het kader van dat onderwijs lessen en stages zijn gevolgd onvoldoende is om voor kinderbijslag in aanmerking te kunnen komen.
- 4.2.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
- 5.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2010.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) E. Heemsbergen.
TM