NJ 1934, p. 1689
1Een van deze perceelen is het „aangrenzend perceel" bedoeld bij het hieraan voorafgaande arrest. (Red.)
HR 28-08-1934, ECLI:NL:HR:1934:204, m.nt. Prof. E. M. Meijers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 augustus 1934
- Magistraten
Mrs. Visser, Schepel, van Gelein Vitringa, Polak, Servatius
- Zaaknummer
[281934/NJ_1934,_p._1689]
- Conclusie
van Lier
- Noot
Prof. E. M. Meijers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS129076:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1934:204, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑08‑1934
- Wetingang
Essentie
1Een van deze perceelen is het „aangrenzend perceel" bedoeld bij het hieraan voorafgaande arrest. (Red.)
Samenvatting
De bedoeling van art. 3, derde lid, Onteig.-wet is niet om den derde te beletten in het geding tot onteigening te blijven waken tegen krenking van de door hem beweerde rechten op het goed, doch alleen om, ter voorkoming van vertraging, daarin elk onderzoek naar het bestaan dier betwiste rechten uit te sluiten.
Eischer tot cassatie, die overeenkomstig artt. 35 volgg. der wet, zekere bevoegdheden heeft kunnen uitoefenen en die ter terechtzitting heeft geconcludeerd en zijne conclusiën bij pleidooi heeft ontwikkeld, heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.