Hof Arnhem-Leeuwarden, 10-12-2015, nr. 21-002251-13
ECLI:NL:GHARL:2015:9687
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
10-12-2015
- Zaaknummer
21-002251-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2015:9687, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 10‑12‑2015; (Hoger beroep)
Uitspraak 10‑12‑2015
Inhoudsindicatie
De officier van justitie wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat de akte rechtsmiddel een verkeerde vonnisdatum en een verkeerde kamer van de rechtbank die het door de officier van justitie betwiste ontnemingsvonnis zou hebben gewezen vermeldt.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002251-13
Uitspraak d.d.: 10 december 2015
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank
Zwolle-Lelystad van 20 december 2012 met parketnummer 07-996527-07 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft op 3 januari 2013 hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 december 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, er toe strekkende dat het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens veroordeelde door zijn raadsman, mr. A.C. Huisman, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Veroordeelde is in de strafzaak, op 12 november 2009 in eerste aanleg onder parketnummer 07-996527-07 en op 5 juni 2012 in hoger beroep onder parketnummer 24-002995-09, door de economische kamer van de rechtbank, respectievelijk van het hof, veroordeeld.
De vordering tot ontneming d.d. 18 augustus 2011, gebaseerd op genoemde strafzaak, is (terecht) aangebracht ter terechtzitting van de economische kamer van de rechtbank
d.d. 10 november 2011. Echter, uit de processen-verbaal van de zittingen van
10 november 2011, 2 februari 2012 en 12 november 2012 blijkt dat deze vordering is behandeld door de commune kamer van de rechtbank. Het in hoger beroep betwiste ontnemingsvonnis d.d. 20 december 2012 is ook gegeven door de commune kamer. De aanvulling op dat ontnemingsvonnis is eveneens van de commune kamer afkomstig.
De officier van justitie was het niet eens met het ontnemingsvonnis en heeft hoger beroep ingesteld. De daarvan opgemaakte akte houdt echter in dat het beroep wordt ingesteld tegen "de ontnemingsuitspraak d.d. 12 november 2012", gewezen door de "Meervoudige econ. kamer in deze rechtbank".
Derhalve bevat de akte rechtsmiddel een verkeerde vonnisdatum en een verkeerde kamer van de rechtbank die het door de officier van justitie betwiste ontnemingsvonnis zou hebben gewezen.
Weliswaar kunnen ontoelaatbare beperkingen, dan wel fouten, in de akte van hoger beroep binnen door de Hoge Raad aangegeven grenzen worden hersteld, doch die mogelijkheid is blijkens de jurisprudentie beperkt tot de verdachte en zijn gemachtigd raadsman. De Hoge Raad houdt met betrekking tot het openbaar ministerie - blijkens HR:2010:BK9727 - onverkort vast aan de inhoud van de appelakte.
Gelet op het vorenstaande brengt het vermelden van een verkeerde vonnisdatum en een verkeerde kamer van de rechtbank die het door de officier van justitie betwiste ontnemingsvonnis zou hebben gewezen mee dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep.
Aan het vorenstaande doet niet af dat de appelakte wel het juiste parketnummer van het ontnemingsvonnis bevat en dat (namens) de officier van justitie telefonisch en bij e-mail van 9 januari 2013, derhalve nadat de appelakte reeds was opgemaakt en was ondertekend door de officier van justitie en de griffier, en nadat de termijn voor het instellen van hoger beroep al was verstreken, bij de rechtbank melding heeft gedaan van het in de akte rechtsmiddel vermelden van een verkeerde vonnisdatum en dat die datum 20 december 2012 dient te zijn.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.A. Boersma, griffier,
en op 10 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.