Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 2533/98 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 27-11-1998
- Bronpublicatie:
23-11-1998, PbEG 1998, L 318 (uitgifte: 27-11-1998, regelingnummer: 2533/98)
- Inwerkingtreding
27-11-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-11-1998, PbEG 1998, L 318 (uitgifte: 27-11-1998, regelingnummer: 2533/98)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Verordening van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op protocol nr. 3 betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (de ‘statuten’), inzonderheid artikel 5.4 daarvan,
Gezien de aanbeveling van de Europese Centrale Bank (de ‘ECB’) (1),
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Gezien het advies van de Commissie (3),
Volgens de procedure van artikel 106, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en van artikel 42 van de statuten,
- (1)
Overwegende dat, luidens artikel 5.1 van de statuten, de ECB, bijgestaan door de nationale centrale banken, hetzij bij de bevoegde nationale autoriteiten, hetzij rechtstreeks bij de economische subjecten de statistische gegevens verzamelt die nodig zijn voor de vervulling van de taken van het Europees Stelsel van centrale banken (het ‘ESCB’); dat, ter vergemakkelijking van het vervullen van die taken, vermeld in artikel 105 van het Verdrag, en in het bijzonder van het voeren van het monetair beleid, deze statistische gegevens hoofdzakelijk gebruikt worden voor de productie van geaggregeerde statistische gegevens, waarvoor de identiteit van afzonderlijke economische subjecten irrelevant is, maar ook kunnen worden gebruikt op het niveau van de afzonderlijke economische subjecten; dat, luidens artikel 5.2 van de statuten, de nationale centrale banken voor zover mogelijk de in artikel 5.1 omschreven taken uitvoeren; dat, luidens artikel 5.4 van de statuten, de Raad bepaalt welke natuurlijke en rechtspersonen onderworpen zijn aan rapportageverplichtingen, hoe de geheimhoudingsplicht wordt geregeld, en hoe wordt voorzien in passende handhavingsbepalingen; dat de nationale centrale banken voor de toepassing van artikel 5.1 van de statuten kunnen samenwerken met andere bevoegde instanties, waaronder de nationale bureaus voor de statistiek en de met de reglementering van de markt belaste instanties;
- (2)
Overwegende dat, met het oog op het nut van statistische gegevens als instrument voor de vervulling van de taken van het ESCB, de definities en de procedures voor de verzameling van die gegevens zodanig moeten worden opgezet dat de ECB het vermogen en de flexibiliteit bezit om tijdig te beschikken over statistieken van hoge kwaliteit die wisselende economische en financiële omstandigheden weergeven en de lasten voor informatieplichtigen in aanmerking nemen; dat daarbij niet alleen moet worden gelet op het vervullen van de taken van het ESCB en diens onafhankelijkheid maar ook moet worden getracht de lasten voor de informatieplichtigen tot een minimum beperken;
- (3)
Overwegende dat het derhalve wenselijk is om een referentiepopulatie van informatieplichtigen te definiëren, ingedeeld naar de toepasselijke categorieën economische eenheden en statistische toepassingen waartoe de bevoegdheden van de ECB op statistisch gebied beperkt worden en waaruit de ECB uit hoofde van haar regelgevende bevoegdheid de werkelijke populatie van informatieplichtigen bepaalt;
- (4)
Overwegende dat een homogene populatie van informatieplichtigen nodig is voor het opstellen van de ‘geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen’ van de deelnemende lidstaten, die hoofdzakelijk bedoeld is om de ECB een overzichtelijk statistisch beeld te geven van de monetaire ontwikkelingen in de deelnemende lidstaten, die als één economisch gebied te beschouwen zijn; dat de ECB op grond van een algemene definitie van deze instellingen een ‘lijst van monetaire financiële instellingen voor statistische doeleinden’ heeft opgesteld en bijhoudt;
- (5)
Overwegende dat volgens bovengenoemde algemene definitie voor statistische doeleinden monetaire financiële instellingen (‘MFI's’) de ingezeten kredietinstellingen zijn zoals gedefinieerd in communautaire wetgeving, en alle ingezeten financiële instellingen die er hun bedrijf van maken deposito's en/of nauwe substituten van deposito's aan te trekken van andere financiële instellingen dan MFI's, en voor eigen rekening (tenminste in economische zin) krediet te verstrekken en/of te beleggen in effecten;
- (6)
Overwegende dat postcheque-en-girodiensten die niet voldoen aan de algemene definitie van monetaire financiële instellingen voor statistische doeleinden, wellicht toch moeten worden onderworpen aan de ECB-rapportagevereisten inzake monetaire en bancaire statistieken en statistieken betreffende betalingssystemen, omdat hun bedrijf in significante mate het aantrekken van deposito's en/of nauwe substituten van deposito's en transacties via betalingssystemen kan behelzen;
- (7)
Overwegende dat, in het Europees Stelsel van nationale en regionale economische rekeningen 1995 (4) (‘ESR 1995’), de monetaire financiële instellingen om die reden de subsector ‘centrale bank’ en de subsector ‘overige monetaire financiële instellingen’ omvatten, en uitsluitend kunnen worden uitgebreid door opneming van categorieën instellingen van de subsector ‘overige financiële intermediairs met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen’;
- (8)
Overwegende dat statistieken inzake de betalingsbalans, de internationale investeringspositie, waardepapieren, elektronisch geld en betalingssystemen nodig zijn om het ESCB in staat te stellen zijn taken op onafhankelijke wijze uit te voeren;
- (9)
Overwegende dat het gebruik van de begrippen ‘natuurlijke en rechtspersonen’ in artikel 5.4 van de statuten moet worden opgevat op een manier die aansluit bij de praktijken van de lidstaten op het gebied van monetaire en bancaire statistieken en betalingsbalansstatistieken en derhalve eveneens lichamen behelst die, naar hun respectieve nationaal recht, noch natuurlijke noch rechtspersonen zijn, doch wel behoren tot de relevante subsectoren van ESR 1995; dat rapportageverplichtingen dientengevolge kunnen worden opgelegd aan lichamen zoals personenvennootschappen, bijkantoren, instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) en fondsen die, naar hun respectieve recht, geen rechtspersoonlijkheid bezitten; dat de rapportageplicht in dergelijke gevallen berust bij de personen die krachtens het toepasselijke nationale recht de desbetreffende lichamen in rechte vertegenwoordigen;
- (10)
Overwegende dat de statistische balansverslagen van de in artikel 19.1 van de statuten genoemde instellingen eveneens kunnen worden gebruikt voor de berekening van het bedrag van de mogelijk door deze instellingen verplicht aan te houden minimumreserves;
- (11)
Overwegende dat het de taak is van de Raad van bestuur van de ECB de taakverdeling tussen de ECB en de nationale centrale banken te bepalen met betrekking tot het verzamelen en verifiëren van statistische gegevens en de uitvoering daarvan, rekening houdend met het in artikel 5.2 van de statuten vastgelegde beginsel, en te bepalen welke taken de nationale autoriteiten binnen de grenzen van hun bevoegdheden op zich zullen nemen, met als doel het verkrijgen van statistieken van een constante hoge kwaliteit;
- (12)
Overwegende dat het uit een oogpunt van kosteneffectiviteit in de beginjaren van de eenheidsmunt nodig kan zijn dat aan de ECB-vereisten met betrekking tot het rapporteren van statistische gegevens wordt voldaan via overgangsprocedures ingevolge de bestaande beperkingen van de verzamelsystemen; dat dit met name kan inhouden dat, in het geval van de financiële rekening van de betalingsbalans, gegevens betreffende grensoverschrijdende posities of transacties van de als één economisch gebied beschouwde deelnemende lidstaten in de beginjaren van de eurozone mogen worden opgesteld aan de hand van alle posities of transacties tussen ingezetenen van een deelnemende lidstaat en ingezetenen van andere landen;
- (13)
Overwegende dat de grenzen waarbinnen en de voorwaarden waaronder de ECB gerechtigd is om ondernemingen sancties op te leggen bij niet-naleving van de verplichtingen krachtens verordeningen en beschikkingen van de ECB, zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (5), overeenkomstig artikel 34.3 van de statuten; dat bij eventuele tegenstrijdigheid tussen de genoemde verordening en de bepalingen van deze verordening die de ECB machtigen tot het opleggen van sancties, de bepalingen van deze verordening primeren; dat de sancties in geval van niet-naleving van de verplichtingen van deze verordening de mogelijkheid onverlet laten dat het ESCB passende handhavingsbepalingen vaststelt in zijn betrekkingen met tegenpartijen, waaronder het gedeeltelijk of geheel uitsluiten van een informatieplichtige van monetairebeleidstransacties in geval van ernstige inbreuken op de verplichtingen met betrekking tot het rapporteren van statistische gegevens;
- (14)
Overwegende dat verordeningen die door de ECB krachtens artikel 34.1 van de statuten zijn vastgesteld noch rechten verlenen noch verplichtingen opleggen aan niet-deelnemende lidstaten;
- (15)
Overwegende dat Denemarken, onder verwijzing naar punt 1 van protocol nr. 12 betreffende enkele bepalingen inzake Denemarken, in de context van het Besluit van Edinburgh van 12 december 1992, te kennen heeft gegeven dat het niet zal deelnemen aan de derde fase van de economische en Monetaire Unie; dat overeenkomstig punt 2 van dat protocol alle artikelen en bepalingen van het Verdrag die betrekking hebben op een derogatie derhalve op Denemarken van toepassing zijn;
- (16)
Overwegende dat krachtens punt 8 van protocol nr. 11 betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland artikel 34 van de statuten niet op het Verenigd Koninkrijk van toepassing is tenzij het deelneemt aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie;
- (17)
Overwegende dat, ofschoon wordt erkend dat de statistische gegevens die nodig zijn om te voldoen aan de door de ECB opgelegde rapportagevereisten niet dezelfde zijn voor deelnemende als voor niet-deelnemende lidstaten, artikel 5 van de statuten zowel op deelnemende als niet-deelnemende lidstaten van toepassing is; dat op grond hiervan en van artikel 5 van het Verdrag, een verplichting bestaat om op nationaal niveau alle maatregelen te ontwerpen en toe te passen die lidstaten dienstig achten voor de verzameling van de statistische gegevens die nodig zijn om te voldoen aan de door de ECB opgelegde rapportagevereisten en voor het tijdig treffen van voorbereidingen op het gebied van de statistiek, zodat zij deelnemende lidstaten kunnen worden;
- (18)
Overwegende dat de vertrouwelijke statistische gegevens waarover de ECB en de nationale centrale banken voor de uitvoering van de taken van het ESCB moeten beschikken, bescherming behoeven om het vertrouwen van de informatieplichtigen te winnen en te behouden; dat het na de vaststelling van deze verordening niet meer mogelijk zal zijn bepalingen inzake de geheimhoudingsplicht in te roepen om de uitwisseling van vertrouwelijke statistische gegevens die verband houden met de taken van het ESCB te beletten, onverminderd de bepalingen van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6)
- (19)
Overwegende dat luidens artikel 38.1 van de statuten leden van de bestuursorganen en personeelsleden van de ECB en de nationale centrale banken zijn gehouden, ook na beëindiging van hun taken, inlichtingen die naar hun aard onder de geheimhoudingsplicht vallen niet openbaar te maken, en dat luidens artikel 38.2 van de statuten personen die toegang hebben tot gegevens welke vallen onder communautaire wetgeving waarbij een geheimhoudingsplicht wordt opgelegd, aan die wetgeving onderworpen zijn;
- (20)
Overwegende dat personeelsleden van de ECB voor elke inbreuk op de regels tot naleving waarvan zij zijn gehouden, begaan met opzet of door nalatigheid, kunnen worden onderworpen aan tuchtrechtelijke maatregelen en, in voorkomend geval, aan strafrechtelijke maatregelen wegens schending van het beroepsgeheim, onverminderd de bepalingen van artikel 12 juncto artikel 18 van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen;
- (21)
Overwegende dat het mogelijk gebruik van statistische gegevens voor de uitvoering van de overeenkomstig artikel 105 van het Verdrag door het ESCB te verrichten taken weliswaar de totale rapportagelast vermindert, maar inhoudt dat de geheimhoudingsregeling van deze verordening in bepaalde opzichten moet afwijken van de algemene communautaire en internationale beginselen inzake het statistisch geheim en met name van de bepalingen inzake het statistisch geheim van Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 27 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek (7); dat de ECB, onverminderd dit punt, acht zal slaan op de beginselen die ten grondslag liggen aan de communautaire statistiek, vermeld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 322/97;
- (22)
Overwegende dat de geheimhoudingsregeling van deze verordening uitsluitend van toepassing is op vertrouwelijke statistische gegevens die voor de vervulling de taken van het ESCB aan de ECB worden toegezonden; dat deze geheimhoudingsregeling bijzondere nationale of communautaire bepalingen met betrekking tot de toezending van andere soorten inlichtingen aan de ECB onverlet laat; dat de regels inzake statistische geheimhouding die door de nationale bureaus voor de statistiek en door de Commissie worden toegepast op de statistische gegevens die zij voor eigen rekening verzamelen in acht moeten worden genomen;
- (23)
Overwegende dat de ECB voor de toepassing van artikel 5.1 van de statuten op statistisch gebied moet samenwerken met de instellingen of organen van de Gemeenschap en met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of van derde landen en met internationale organisaties; dat de ECB en de Commissie zullen zorgen voor passende vormen van samenwerking op statistisch gebied ten einde hun taken zo efficiënt mogelijk uit te voeren, waarbij zij zullen pogen de lasten voor informatieplichtigen tot een minimum te beperken;
- (24)
Overwegende dat het ESCB en de ECB, opdat zij volledig operationeel zijn in de derde fase van de Economische en Monetaire Unie (hierna ‘fase 3’), de taak is toevertrouwd de rapportageverplichtingen met het oog op de verzameling van statistische gegevens voor de eurozone op te stellen; dat een essentieel voorbereidend element erin bestaat vóór de aanvang van fase 3 de statistische voorschriften van de ECB vast te stellen; dat het wenselijk is de marktdeelnemers in de loop van 1998 te informeren over de gedetailleerde voorschriften die de ECB voor de toepassing van haar vereisten met betrekking tot het rapporteren van statistische gegevens nodig kan achten; dat de ECB derhalve vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening de beschikking moet krijgen over een regelgevende bevoegdheid;
- (25)
Overwegende dat de bepalingen van deze verordening alleen dan effectief kunnen worden toegepast indien alle deelnemende lidstaten de maatregelen hebben getroffen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat hun autoriteiten bevoegd zijn om de ECB bij te staan en volledige samenwerking te verlenen bij de verificatie en gedwongen verzameling van statistische gegevens in overeenstemming met artikel 5 van het Verdrag,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten