Rb. Oost-Brabant, 02-12-2016, nr. 16, 2652
ECLI:NL:RBOBR:2016:6672, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
02-12-2016
- Zaaknummer
16_2652
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2016:6672, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 02‑12‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2017:3022, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 02‑12‑2016
Inhoudsindicatie
Bezwaar gegrond verklaard, maar ten onrechte geen proceskosten toegekend. Ondanks toezegging om die kosten, plus de proceskosten voor het instellen van beroep en het griffierecht te betalen, wil eiseres het beroep voortzetten. De vraag is of verweerder in bezwaar een wegingsfactor van 1 had moeten hanteren, in plaats van een wegingsfactor van 0,25. Verweerder mocht een wegingsfactor van 0,25 hanteren. Voor de proceskosten in beroep geldt een wegingsfactor van 0,25, omdat het beroep alleen betrekking heeft op het niet betalen van proceskosten in bezwaar. Verweerder heeft al een bedrag van € 666,00 vergoed en daarmee € 372,00 meer dan waartoe hij, gelet op de uitspraak, verplicht is.
Partij(en)
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 16/2652
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2016 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,
(gemachtigde: mr. J.J.M. Boot),
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, verweerder,
(gemachtigde: mr. P.S.J. de Koning).
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder (de raad) een eerder aan eiseres verleende toevoeging ingetrokken.
Bij besluit van 14 juni 2016 (het bestreden besluit) heeft de raad het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2016. Eiseres is niet verschenen of vertegenwoordigd. De raad is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Bij besluit van 19 juni 2015 heeft eiseres een toevoeging gekregen voor het voeren van een procedure over alimentatie bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Bij besluit van 23 mei 2016 heeft de raad deze toevoeging ingetrokken. Hiertegen heeft eiseres op 4 juli 2016 bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de raad gevraagd om haar kosten voor het maken van bezwaar te vergoeden.
Bij het bestreden besluit heeft de raad het primaire besluit herroepen. Daardoor gold de bij het primaire besluit ingetrokken toevoeging weer. De raad heeft toen alleen geen beslissing genomen over de gevraagde vergoeding van de kosten voor het maken van het bezwaar.
2.1
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Ook heeft zij gevraagd om de raad te veroordelen in de proceskosten. Die proceskosten bestaan uit de kosten van eiseres voor het maken van bezwaar en voor het instellen van beroep.
2.2
Op 28 september 2016 heeft de raad (in een e-mailbericht) bevestigd dat hij de kosten van eiseres voor het maken van bezwaar had moeten vergoeden.
De raad heeft in zijn e-mailbericht aangeboden om niet alleen de kosten voor het maken van bezwaar te vergoeden, maar ook de kosten voor het instellen van beroep en het betaalde griffierecht van € 46,00. Het gaat om een totaalbedrag van € 666,00. Dit heeft de raad aangeboden, omdat eiseres beroep heeft moeten instellen om die vergoeding toch nog te kunnen krijgen.
2.3
Voor de behandeling van bezwaarschriften staat in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht een bedrag van € 496,00. Als er een hoorzitting plaatsvindt, wordt dit bedrag verdubbeld.
De raad heeft over de vergoeding van proceskosten voor het maken van bezwaar beleidsregels opgesteld. In die beleidsregels staat hoe de raad omgaat met de vergoeding van de kosten voor het maken van bezwaar (Beleidsregels wegingsfactoren kosten bestuurlijke voorprocedure). In de beleidsregels staan gevallen genoemd waarin de raad een zogenoemde wegingsfactor van 0,25 hanteert voor de behandeling van bezwaarschriften. In die gevallen wordt dan niet € 496,00 vergoed, maar € 124,00 (0,25 x € 496,00).
2.4
In dit geval heeft er geen hoorzitting plaatsgevonden. Alleen voor het maken van bezwaar wil de raad daarom de kosten vergoeden.
In de beleidsregels staat dat "zaken waarin bezwaar is gemaakt tegen een besluit tot intrekking van een toevoeging op grond van het behaalde resultaat in de zaak" met een wegingsfactor van 0,25 worden gewaardeerd (artikel 4, onder e, van de beleidsregels). De zaak van eiseres is volgens de raad zo'n zaak. De raad wil daarom in dit geval voor het maken van bezwaar € 124,00 betalen.
Het bedrag van € 496,00 in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht geldt ook voor het instellen van beroep. De raad heeft toegezegd dat hij dit bedrag voor het instellen van beroep wil vergoeden.
2.5
In het e-mailbericht van 28 september 2016 staat dat de raad de kosten voor het bezwaar aan eiseres had moeten vergoeden. Omdat dat niet is gebeurd, is het bestreden besluit volgens de raad niet juist. De rechtbank is het hiermee eens.
Alleen al daarom is het beroep gegrond. Het bestreden besluit zal gedeeltelijk worden vernietigd. Die gedeeltelijke vernietiging ziet op het niet vergoeden van de kosten voor het bezwaar.
3.1
Eiseres heeft de rechtbank laten weten dat zij het beroep niet wil intrekken, ondanks dat de raad heeft aangeboden om de kosten te vergoeden. De vraag is of de raad meer moet betalen dan hij heeft aangeboden.
3.2
Eiseres is het niet eens met het gebruiken van een wegingsfactor van 0,25. Volgens eiseres is deze waardering ondermaats en worden in vergelijkbare gevallen bezwaarschriften gewaardeerd met 1 punt. Ook door de rechtbanken gebeurt dit. Eiseres noemt als voorbeeld de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 oktober 2016, met zaaknummer LEE 15/4140.
3.3
De raad heeft de eerder aan eiseres verleende toevoeging ingetrokken, omdat de procedure waarvoor die toevoeging was verleend een positief financieel resultaat had. Omdat eiseres daardoor over meer geld beschikte, kon zij de kosten van haar advocaat zelf betalen. Als een toevoeging om die reden wordt ingetrokken, behoeft volgens de raad in bezwaar bijna altijd alleen maar feitelijke informatie te worden aangevoerd. Dit is bijvoorbeeld informatie over het inkomen en vermogen of over het (financiële) resultaat van de rechtsbijstand. Juridisch gaat het niet om moeilijke zaken, of om zaken die veel werk van de advocaat kosten. Zo'n zaak wordt daarom als licht beschouwd. Daarbij hoort volgens de beleidsregels een wegingsfactor van 0,25.
3.4
De raad mag zelf bepalen in welke zaken een lagere wegingsfactor dan 1 wordt gehanteerd. De rechtbank mag alleen bekijken of het hanteren van de wegingsfactoren redelijk is en of die redelijk zijn toegepast.
3.5
In dit geval heeft de raad voldoende onderbouwd waarom hij in gevallen als die van eiseres een wegingsfactor van 0,25 hanteert. De rechtbank vindt de beleidsregel redelijk.
Dat eiseres de waardering ondermaats vindt, is niet voldoende om de beleidsregels opzij te kunnen schuiven.
3.6
Ook de toepassing van de beleidsregels op de zaak van eiseres is redelijk.
Na de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch over de alimentatie van eiseres, beschikte zij over meer geld. In het bezwaarschrift heeft eiseres feitelijke informatie verschaft over wat dat voor haar betekende. Die situatie komt overeen met wat daarover in de beleidsregels is beschreven. De raad heeft daarom de beleidsregels in het geval van eiseres mogen toepassen.
Eiseres heeft geen voorbeelden gegeven van de volgens haar vergelijkbare gevallen waarin bezwaarschriften werden gewaardeerd met 1 punt. In de door eiseres genoemde uitspraak is er over de toe te passen wegingsfactor en de toepassing van beleidsregels geen discussie tussen partijen geweest. In de zaak waarover die uitspraak gaat is namelijk niemand op de zitting verschenen. In die uitspraak kunnen dan ook geen argumenten worden gevonden voor het gebruiken van een wegingsfactor van 1 in het geval van eiseres.
3.7
Dit betekent dat de raad geen zwaardere wegingsfactor behoeft toe te passen. Het te vergoeden bedrag is dan ook € 124,00. Dit zal in de beslissing worden opgenomen. De uitspraak treedt voor dit gedeelte in de plaats van het gedeelte van het gedeelte van het bestreden besluit dat wordt vernietigd. Het gevolg daarvan is dat de raad niet meer kosten voor het maken van bezwaar behoeft te betalen dan hij heeft aangeboden.
4. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, zal de rechtbank de raad ook veroordelen in de proceskosten voor het instellen van beroep. De rechtbank bepaalt deze kosten aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten worden vastgesteld op € 124,00 voor door een derde (de advocaat) beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, waarde per punt € 496,00, wegingsfactor 0,25).
De werkzaamheden van een advocaat voor een beroep tegen het niet vergoeden van de kosten voor het maken van bezwaar zijn volgens de rechtbank niet moeilijk of omvangrijk. Zij worden dan ook beschouwd als zeer licht en worden gewaardeerd met een wegingsfactor van 0,25.
Omdat het beroep gegrond is, heeft eiseres ook recht op vergoeding van het door haar betaalde griffierecht.
5. Bij de stukken zit een betalingsopdracht van de raad voor betaling van een bedrag van € 666,00 aan de advocaat van eiseres, met als datum 28 september 2016. De rechtbank gaat er daarom van uit dat dit bedrag al is betaald. Omdat de raad aan proceskosten en griffierecht al € 372,00 meer heeft betaald dan waarop eiseres op basis van deze uitspraak recht heeft, behoeft de raad geen proceskosten meer te betalen, ook al wordt de raad daartoe veroordeeld.
In de Algemene wet bestuursrecht staat dat in de uitspraak moet worden opgenomen dat verweerder het griffierecht moet vergoeden, als het beroep gegrond is (artikel 8:74, eerste lid). De raad heeft ook het griffierecht al vergoed, zodat hij dit niet meer behoeft te vergoeden, ondanks dat dat hierna in de beslissing staat.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt het bestreden besluit, voor zover verweerder geen kosten voor de behandeling van het bezwaarschrift heeft toegekend;
- -
veroordeelt verweerder tot vergoeding van deze kosten, tot een bedrag van € 124,00;
- -
stelt haar uitspraak voor het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in de plaats;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 124,00;
- -
bepaalt dat verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 46,00 moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J. van der Meiden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.