Rb. Middelburg, 23-01-2012, nr. 220679
ECLI:NL:RBMID:2012:BW0343
- Instantie
Rechtbank Middelburg
- Datum
23-01-2012
- Zaaknummer
220679
- LJN
BW0343
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMID:2012:BW0343, Uitspraak, Rechtbank Middelburg, 23‑01‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 23‑01‑2012
Inhoudsindicatie
Aansprakelijkheid voor schade als gevolg van diefstal. In dit geval zijn zowel huurder als verhuurder ieder voor de helft aansprakelijk.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton
Locatie Middelburg
zaak/rolnr.: 220679 / 11-2135
vonnis van de kantonrechter d.d. 23 januari 2012
in de zaak van
[partij A],
gevestigd te [adres],
eisende partij,
verder te noemen: [eiser],
gemachtigde: thans mr. J.H.H. Baljet, voorheen mr. P.J. klein Gunnewiek,
t e g e n :
[partij B].,
gevestigd te [adres],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. S.J. Nijssen.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- -
dagvaarding van 4 mei 2011,
- -
conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
de beoordeling van de zaak
- 1.
[Eiser] repareert, verkoopt en verhuurt transportmiddelen zoals heftrucks, pompwagens en stapelaars aan bedrijven en is gespecialiseerd in de levering en verhuur van Linde machines. Op 7 juni 2010 heeft [gedaagde] mondeling een vorkheftruck van het merk Linde gehuurd van [eiser], welke huurovereenkomst later schriftelijk is vastgelegd.
- 2.
In de nacht van 30 juni op 1 juli 2010 is de vorkheftruck gestolen vanaf een bouwlocatie waar door [gedaagde] werkzaamheden werden verricht. Een medewerker van [gedaagde] heeft van deze diefstal aangifte gedaan bij de politie. [Eiser] heeft [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van de diefstal en deze vastgesteld op de dagwaarde van de betreffende heftruck zoals vastgesteld door een expert op een bedrag van
€ 13.090,00 inclusief BTW. [Gedaagde] heeft geen aansprakelijkheid aanvaard en weigert de schade te vergoeden aan [eiser].
- 3.
[Eiser] vordert thans uit hoofde van wanprestatie de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de dagwaarde van de vorkheftruck ad € 13.090,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure. [Eiser] stelt daartoe dat het als gevolg van de diefstal blijvend onmogelijk is geworden om de vorkheftruck bij het einde van de huurovereenkomst aan [eiser] terug te geven. [Gedaagde] heeft zich volgens [eiser] niet aan de in de huurovereenkomst gestelde voorwaarde gehouden door de vorkheftruck tijdens de nachtelijke uren niet in een deugdelijk afgesloten stalling te plaatsen en heeft zich dan ook niet als een goed huurder gedragen. [Gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd bestreden.
- 4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vaststaat dat sprake is van een blijvende onmogelijkheid in de nakoming van de huurovereenkomst nu [gedaagde] als gevolg van de diefstal van de vorkheftruck deze niet meer bij het einde van de huurovereenkomst aan [eiser] terug kan geven. Nu dit wordt veroorzaakt door diefstal van de vorkheftruck waarbij [gedaagde] niet is betrokken, dient beoordeeld te worden of [gedaagde] deze wanprestatie kan worden toegerekend en derhalve of hij de daarmee samenhangende schadevergoeding aan [eiser] dient te voldoen.
- 5.
In de tussen partijen gesloten huurovereenkomst is geen regeling opgenomen ten aanzien van de vraag of een tekortkoming als waarvan nu sprake is al dan niet aan de huurder kan worden toegerekend. Deze beoordeling dient derhalve te geschieden aan de hand van de algemene maatstaf van artikel 6:75 BW en in het bijzonder aan de hand van de in het maatschappelijk verkeer geldende opvattingen. Hierbij geldt hetgeen bepaald is in HR 24 oktober 1997, NJ 1998, 69. Op grond van deze uitspraak geldt, kort gezegd, dat wanneer voor een betrekkelijk korte tijd gehuurd is van een professionele verhuurder en de huurder niet in staat is om het gehuurde op het overeengekomen tijdstip aan de verhuurder af te geven omdat het gehuurde is gestolen zonder dat daarbij sprake is van schuld van de huurder dat deze tekortkoming naar in het verkeer geldende opvattingen in beginsel niet voor rekening van de huurder komt.
- 6.
Gelet op het voorgaande dient dan ook beoordeeld te worden of er sprake is van schuld aan de zijde van [gedaagde] dan wel omstandigheden die maken dat de tekortkoming [gedaagde] wel kan worden aangerekend. Naar het oordeel van de kantonrechter is hiervan sprake. Naar de in het verkeer geldende opvattingen dient een huurder een verdergaande zorgvuldigheid te betrachten dan een eigenaar. Deze hogere zorgvuldigheidsnorm heeft [gedaagde] echter geschonden.
[Gedaagde] diende op grond van de huurovereenkomst voor een deugdelijk afgesloten stalling voor de vorkheftruck te zorgen, hetgeen in de nacht van de diefstal niet is gebeurd. Wat [gedaagde] in dit kader met betrekking tot de schriftelijke vastlegging van de huurovereenkomst heeft aangevoerd, is verder niet relevant. Vaststaat dat de huurovereenkomst, zoals die is overgelegd en ondertekend tussen partijen, met de daarin vermelde inhoud tussen partijen tot stand is gekomen. Dit blijkt, los van alle perikelen rondom de schriftelijke totstandkoming van de overeenkomst, alleen al uit het feit dat een werknemer van [gedaagde] die de overeenkomst is aangegaan tegenover de politie heeft verklaard dat reeds mondeling was afgesproken dat voor een deugdelijk afgesloten stalling gezorgd diende te worden.
Hierbij komt dat uit de overgelegde stukken en stellingen van partijen blijkt dat de vorkheftruck niet door middel van een deur kan worden afgesloten. In een dergelijke situatie mag van een huurder worden verwacht dat hij de vorkheftruck niet tijdens de avond- en nachtelijke uren onbeheerd op een niet afgesloten plek achterlaat. [Gedaagde] heeft dit echter wel gedaan. Los van het risico van diefstal dat [gedaagde] daarmee aanvaardt, neemt hij tevens het risico dat er schade aan de vorkheftruck wordt toegebracht. Door het plaatsen van de vorkheftruck achter een afgesloten hek wordt het voorgaande niet onmogelijk, maar wordt dit wel bemoeilijkt en zullen de risico’s zich minder snel verwezenlijken.
- 7.
Aan de andere kant mag een professionele verhuurder zoals [eiser], een klant, ook al is dit ook een professionele partij, niet zonder hem daarop gewezen te hebben, het risico laten lopen dat bij diefstal/verduistering de schade betaald moet worden. De enkele omstandigheid dat in de huurovereenkomst is opgenomen dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor een deugdelijk afgesloten stalling is hiervoor niet voldoende. Zeker niet nu verder in de overeenkomst is geregeld dat [eiser] zorg draagt voor de verzekering. Door [gedaagde] niet op dit risico te wijzen, heeft [eiser] [gedaagde] de mogelijkheid ontnomen om een en ander nader te onderzoeken en af te wegen alvorens de huurovereenkomst aan te gaan. Dit geldt temeer nu het hier gaat om een huurbedrag van
€ 200,00 per week tegenover een schadepost van € 13.090,00.
- 8.
Gelet op het voorgaande en nu vaststaat dat de diefstal niet onder de dekking van de door [eiser] afgesloten verzekering valt, alsmede gelet op het bepaalde in artikel 6:101 BW en nu beide partijen een verwijt valt te maken, zal de kantonrechter de schade als gevolg van de diefstal tussen partijen in redelijkheid verdelen in die zin dat partijen ieder 50% van de schade als gevolg van de diefstal van de vorkheftruck dient te dragen. Door [eiser] is deze schade gesteld op een bedrag van € 13.090,00 inclusief BTW. Dit bedrag is door [gedaagde] niet weersproken. [Gedaagde] zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van een bedrag ad € 6.545,00 inclusief BTW vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag.
- 9.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten dient met uitzondering van die betreffende de expertisekosten te worden afgewezen, nu niet gebleken is van werkzaamheden die de gevorderde kosten rechtvaardigen en deze -voorzover al verricht- waren gericht op de inning van een te hoog bedrag.
Met betrekking tot de expertisekosten geldt dat uit art. 6:96, lid 2, BW volgt dat deze kosten ook tot de schade behoren. Deze kosten zijn gemaakt om de hoogte van de schade vast te stellen, welke hoogte niet door [gedaagde] is betwist. Nu [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de helft van de door [eiser] geleden schade dient hij in redelijkheid ook voor de helft bij te dragen in de expertisekosten. [Gedaagde] zal hiertoe veroordeeld worden, vermeerderd met de onweersproken gebleven mede gevorderde wettelijke rente.
- 10.
Nu partijen over en weer op enige punten in het ongelijk worden gesteld, zullen tussen hen de proceskosten worden verdeeld, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
de beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 6.545,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2010 tot de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 137,45 wegens expertisekosten vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 augustus 2010 tot de dag der voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten moet dragen;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.J.C. van Spronssen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.