Einde inhoudsopgave
Europees Verdrag inzake sociale zekerheid
Artikel 24
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1977
- Bronpublicatie:
14-12-1972, Trb. 1976, 158 (uitgifte: 25-10-1976, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1977
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-02-1977, Trb. 1977, 35 (uitgifte: 01-01-1977, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid (V)
1.
Wanneer de rechthebbende op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer Verdragsluitende Partijen, eventueel met inachtneming van artikel 19 recht heeft op verstrekkingen op grond van de wettelijke regeling van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont, worden aan deze rechthebbende en zijn gezinsleden door het orgaan van de woonplaats en voor rekening van dit orgaan verstrekkingen verleend, alsof hij uitsluitend recht had op een pensioen of een rente, verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van laatstbedoelde Partij.
2.
Wanneer de rechthebbende op een pensioen of rente, verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij, of op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer Verdragsluitende Partijen, geen recht heeft op verstrekkingen op grond van de wettelijke regeling van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont, heeft hij, evenals zijn gezinsleden, niettemin recht op verstrekkingen, voor zover hij, eventueel met inachtneming van artikel 19, recht heeft op verstrekkingen krachtens de wettelijke regeling van eerstbedoelde Partij of van één der eerstbedoelde Partijen, of daarop recht zou hebben indien hij op het grondgebied van één dezer Partijen zou wonen. De verstrekkingen worden door het orgaan van de woonplaats verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, alsof de betrokkene krachtens deze wettelijke regeling recht op verstrekkingen had; deze verstrekkingen komen echter voor rekening van het overeenkomstig de in het volgende lid vermelde regels vast te stellen orgaan.
3.
In de in het vorige lid bedoelde gevallen komen de verstrekkingen voor rekening van het overeenkomstig de volgende regels vast te stellen orgaan:
- a)
indien de rechthebbende krachtens de wettelijke regeling van één Verdragsluitende Partij recht op bedoelde verstrekkingen heeft, komen deze voor rekening van het bevoegde orgaan van deze Partij;
- b)
indien de rechthebbende krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer Verdragsluitende Partijen recht heeft op bedoelde verstrekkingen, komen deze voor rekening van het bevoegde orgaan van de Verdragsluitende Partij krachtens de wettelijke regeling waarvan de rechthebbende het langste tijdvak van verzekering of wonen heeft vervuld; ingeval toepassing van deze regel ertoe leidt dat de verstrekkingen voor rekening van meer dan één orgaan komen, komen deze voor rekening van het orgaan van de Verdragsluitende Partij aan de wettelijke regeling waarvan de rechthebbende laatstelijk onderworpen is geweest.
4.
Wanneer de gezinsleden van de rechthebbende op een pensioen of een rente, verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij of op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer Verdragsluitende Partijen, op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij wonen dan deze rechthebbende, hebben zij recht op verstrekkingen alsof de rechthebbende op hetzelfde grondgebied als zij woonde, voor zover hij krachtens de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij recht op bedoelde verstrekkingen heeft. Deze verstrekkingen worden door het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden verleend, volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, alsof zij krachtens deze wettelijke regeling recht op verstrekkingen hadden; deze verstrekkingen komen echter voor rekening van het orgaan van de woonplaats van de rechthebbende.
5.
Indien de in het vorige lid bedoelde gezinsleden hun woonplaats overbrengen naar het grondgebied van de Verdragsluitende Partij, waarop de rechthebbende woont, hebben zij recht op verstrekkingen volgens de wettelijke regeling van deze Partij, zelfs indien zij vóór de overbrenging van hun woonplaats reeds verstrekkingen genoten hebben voor hetzelfde geval van ziekte of moederschap.
6.
De rechthebbende op een pensioen of een rente, verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij, of op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer Verdragsluitende Partijen, die recht heeft op verstrekkingen krachtens de wettelijke regeling van één van deze Partijen, heeft, evenals zijn gezinsleden, recht op verstrekkingen:
- a)
gedurende een verblijf op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij dan die op het grondgebied waarvan zij wonen, wanneer hun gezondheidstoestand het nodig maakt dat onmiddellijk verstrekkingen worden verleend, of
- b)
wanneer zij van het orgaan van de woonplaats toestemming hebben ontvangen om zich naar het grondgebied te begeven van een andere Verdragsluitende Partij dan die op het grondgebied waarvan zij wonen, teneinde aldaar een voor hun gezondheidstoestand passende behandeling te ondergaan.
7.
In de in het vorige lid bedoelde gevallen worden de verstrekkingen verleend door het orgaan van de verblijfplaats volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, alsof de belanghebbende krachtens deze wettelijke regeling recht op verstrekkingen had; deze verstrekkingen komen echter voor rekening van het orgaan van de woonplaats van de rechthebbende.
8.
Indien de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij bepaalt dat voor rekening van een pensioen- of rentetrekker bijdragen of premies worden ingehouden in verband met het recht op verstrekkingen, is het orgaan van deze Partij dat een pensioen of rente verschuldigd is, gemachtigd deze bedragen in te houden, wanneer krachtens dit artikel de verstrekkingen voor rekening van een orgaan van bedoelde Partij komen.