Einde inhoudsopgave
Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
04-06-2024, Stcrt. 2024, 17944 (uitgifte: 07-06-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2024/142367)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-06-2024, Stcrt. 2024, 17944 (uitgifte: 07-06-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2024/142367)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Luchtvervoer
De in artikel 10 niet uitgezonderde onderdelen van deel I (Aerodrome Design and Operations) van bijlage 14 bij het verdrag gelden met dien verstande dat:
- a.
de exploitant ervoor zorgt dat de gegevens, bedoeld in hoofdstuk 2 van deel I van bijlage 14, worden verstrekt aan de organisatie die verantwoordelijk is voor de uitgifte van luchtvaartpublicaties;
- b.
de onderdelen 2.5.3 en 2.5.4 uitsluitend van toepassing zijn op luchthavens met voorzieningen voor landingen met behulp van ILS;
- c.
de informatie, bedoeld in de onderdelen 2.6.5 en 2.6.6, onder a, eveneens verstrekt mag worden met gebruikmaking van de codes ‘special-rigid (SR)’ of ‘special flexible (SF)’;
- d.
indien een verharde baan of gedeelte daarvan, als bedoeld in onderdeel 2.9.10, niet aan het vereiste, bedoeld in onderdeel 10.2.3 voldoet, wordt dit met een publicatie in de AIP of NOTAM aan de gebruikers van de luchthaven bekend gemaakt;
- e.
het frictieniveau bij frictiemetingen op compacte sneeuw of met ijs bedekte oppervlakten, bedoeld in onderdeel 2.9.10, voldoet aan de correlatiecoëfficiënt, zoals opgenomen in de onderstaande tabel
Measured coefficient
Estimated braking action
Code
0.40 and above
Good
5
0.39 to 0.36
Medium to good
4
0.35 to 0.30
Medium
3
0.29 to 0.26
Medium to poor
2
0.25 and below
Poor
1
- f.
bij de uitvoering van onderdeel 2.12, onder e, tevens vermeld wordt op welk vliegtuigtype de daar bedoelde informatie betrekking heeft;
- g.
in afwijking van onderdeel 4.2.19 het is toegestaan dat een nieuw object of een uitbreiding van een bestaand object ten behoeve van de luchtverkeersdienstverlening het ‘transitional surface’ doorsnijdt, mits naar het oordeel van de Inspectie Leefomgeving en Transport het object geen onaanvaardbaar risico voor de vliegveiligheid oplevert;
- h.
een seinvierkant als bedoeld in onderdeel 5.1.2 niet verplicht is op luchthavens met luchtverkeersleiding of met een Radio Mandatory Zone (RMZ) als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Regeling luchtverkeersdienstverlening;
- i.
de eis van breekbaarheid, bedoeld in onderdeel 5.3.1.4, geldt binnen het gehele gebied waarbinnen verhoogde naderingslichten (elevated approach lights) zijn geplaatst;
- j.
het visuele-naderingshoeksysteem (visual approach slope indicator system), bedoeld in onderdeel 5.3.5, moet behoren tot het type PAPI;
- k.
in afwijking van onderdeel 5.4.2.8 bij de aansluiting van een baan of rijbaan op een startbaan, zijnde een niet-instrumentbaan of niet-precisielandingsbaan, volstaan kan worden met een baanaanduidingsbord aan de linkerkant van de baanwachtpositiemarkering;
- l.
het locatiebord, bedoeld in onderdeel 5.4.3.26, mag worden voorzien van een gele rand;
- m.
de voorschriften en aanbevelingen in hoofdstuk 6 van deel I van bijlage 14 slechts van toepassing zijn binnen de grenzen van de luchthaven;
- n.
indien de luchthaven tevens wordt gebruikt door helikopters, onderdeel 6.2.2.2 van deel II van bijlage 14 wordt toegepast ter bepaling van de hoeveelheid blusmiddelen voor de bestrijding van een helikopterbrand;
- o.
in plaats van onderdeel 9.2.4, ook onderdeel 9.2.3 kan worden toegepast;
- p.
de onderdelen 9.2.21 tot en met 9.2.24 niet van toepassing zijn op luchthavens die volgens tabel 9-1 zijn ingedeeld in de categorieën 1, 2 of 3;
- q.
de ‘note 1’ met betrekking tot de definitie van (response time) van toepassing is op de onderdelen 9.2.26 tot en met 9.2.28;
- r.
bij het bepalen van het minimum aantal personeel, bedoeld in onderdeel 9.2.44, de exploitant ten minste aandacht besteedt aan:
- 1°
de typen luchtvaartuigen die van de luchthaven gebruik maken;
- 2°
de standaardsituatie in het gebruik van de luchthaven dat als uitgangspunt wordt genomen;
- 3°
de grootste risico’s die zich redelijkerwijs kunnen voordoen op de luchthaven;
- 4°
het in werking stellen van het calamiteitenplan van de luchthaven;
- 5°
de uitruk binnen de vereiste reactietijd;
- 6°
het minimum aantal voertuigen en de benodigde hoeveelheid blusmiddel;
- 7°
de selectie van rijroutes en communicatiemiddelen;
- 8°
de optimale positie van materieel;
- 9°
het bedienen van het commandocentrum;
- 10°
het bestrijden van brand;
- 11°
het assisteren bij de evacuatie van het luchtvaartuig;
- 12°
de tijdsperiode waarbinnen assistentie van brandweerpersoneel van de veiligheidsregio kan worden verwacht.
- s.
in afwijking van onderdeel r is, indien het vliegtuig dat maatgevend is voor de luchthavencategorie niet wordt gebruikt voor het vervoer van personen:
- a.
voor de luchthavencategorieën 6 en 7 een lagere personele bezetting toegestaan, waarbij ten minste wordt voldaan aan de aantallen personeel behorende bij luchthavencategorie 5;
- b.
voor de luchthavencategorieën 8, 9 en 10 een lagere personele bezetting toegestaan, waarbij ten minste wordt voldaan aan de aantallen personeel behorende bij luchthavencategorie 7;
- t.
onder het minimum frictieniveau, bedoeld in onderdeel 10.2.3, wordt verstaan de waarden zoals opgenomen in onderstaande tabel:
Test tire
Test equipment
Type
Pressure
(kPa)
Test speed
(km/h)
Test water depth
(mm)
Minimum friction level
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
Mu-meter Trailer
A
A
70
70
65
95
1.0
1.0
0.42
0.26
Skiddometer Trailer
B
B
210
210
65
95
1.0
1.0
0.50
0.34
Surface Friction Tester Vehicle
B
B
210
210
65
95
1.0
1.0
0.50
0.34
Runway Friction Tester Vehicle
B
B
210
210
65
95
1.0
1.0
0.50
0.41
TATRA Friction Tester Vehicle
B
B
210
210
65
95
1.0
1.0
0.48
0.42
Grip tester trailer
C
C
140
140
65
95
1.0
1.0
0.43
0.24
- u.
onder ‘the appropriate authority’, bedoeld in deel I van bijlage 14 van het verdrag, wordt verstaan:
- 1°
in de onderdelen 9.4.4 en 10.4.13: de exploitant van de luchthaven;
- 2°
in de overige gevallen: de minister.
- v.
in onderdeel 9.2.45 de ‘respiratory equipment’ niet noodzakelijk is op de luchthavens die in tabel 9-1 zijn ingedeeld in categorie 1, 2 of 3.