Voor een nadere uiteenzetting verwijs ik naar de conclusie die ik op 9 januari 2018 nam in de zaak met nr. 17/00641B (ECLI:NL:PHR:2018:13).
HR, 20-03-2018, nr. 17/00483 B
ECLI:NL:HR:2018:397
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20-03-2018
- Zaaknummer
17/00483 B
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:397, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑03‑2018; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:34
ECLI:NL:PHR:2018:34, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑01‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:397
- Vindplaatsen
Uitspraak 20‑03‑2018
Inhoudsindicatie
OM-cassatie. Beklag, beslag ex art. 94 Sv op personenauto. Rb gelast teruggave auto inclusief gestolen onderdelen. HR herhaalt de toe te passen maatstaf voor de beoordeling van een klaagschrift gericht tegen een ex art. 94 Sv gelegd beslag. Oordeel Rb dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende rechter de personenauto (in zijn geheel) aan het verkeer onttrokken dan wel verbeurd zal verklaren, is, mede gelet op hetgeen in raadkamer door de OvJ naar voren is gebracht (wezenlijke onderdelen van de auto zijn van diefstal afkomstig en de OvJ zal o.a.h.v. dan wel v.v. vorderen), ontoereikend gemotiveerd. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
20 maart 2018
Strafkamer
nr. S 17/00483 B
FWA/MM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 13 december 2016, nummer RK 16/2357, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door het Openbaar Ministerie. Het heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terugwijzen of verwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2 Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de Rechtbank ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, de teruggave van de personenauto heeft gelast.
2.2.1.
Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer houdt onder meer het volgende in:
"De officier van justitie brengt naar voren - zakelijk weergegeven -:
Bij de stukken bevindt zich een TCI verbaal inhoudende dat klager in het bezit is van een Audi. Hij heeft met deze Audi een zware aanrijding gehad in Heerlen. De Audi werd total loss verklaard. Klager rijdt weer rond in een soortgelijke auto. De auto zou in Aken zijn gestolen en vervolgens zijn omgebouwd. Hij rijdt rond met het originele kenteken. Bij de stukken bevindt zich ook een proces-verbaal forensisch onderzoek. Hierin wordt gerelateerd dat er 19 oktober 2016 gestolen onderdelen in de inbeslaggenomen auto zijn opgenomen. In dit proces-verbaal wordt eveneens gerelateerd van welke gestolen auto's de onderdelen afkomstig zijn. Ik leg voornoemde processen-verbaal over.
(...)
Het TCI-verbaal komt niet overeen met hetgeen er technisch is vastgesteld. Het TCI-verbaal zit in de richting van het technisch verbaal. Het vinnummer [001] komt overeen met de identiteit die bij het kenteken behoort. Niet de auto zelf, maar wezenlijke onderdelen van de auto zijn van diefstal afkomstig. Het betreft een dubieus voertuig. Dat de stukken de raadsman overvallen, begrijp ik. Dat is niet goed gegaan. De bevindingen zijn van eind september 2016 net als de TCI-melding. Ik bied daar mijn excuses voor aan. Grote onderdelen van de auto met het kenteken [AA-00-AA] zijn afkomstig van auto's die zijn ontvreemd. Die ontvreemde auto's hebben dezelfde kleurstelling. Ik vraag me af of deze auto's niet zijn ontvreemd in Aken vanwege de onderdelen. Dat moet nog blijken. Er zijn verschillende vinnummers in de auto te zien. De officier van justitie zal onttrekking aan het verkeer dan wel verbeurdverklaring vorderen."
2.2.2.
De Rechtbank heeft het klaagschrift, strekkende tot teruggave van de onder klager inbeslaggenomen personenauto, merk Audi, type A3, kenteken [AA-00-AA], gegrond verklaard. De Rechtbank heeft daartoe overwogen:
"3. Het standpunt van de klager
De auto is niet omgekat. De auto is eerder onderzocht door justitie bij gelegenheid van eerdere inbeslagname d.d. 30 maart 2016. Daarna is de auto vrijgegeven. De klager heeft de auto met zelf bestelde materialen laten herstellen. In de raadkamer heeft de raadsman in aanvulling daarop naar voren gebracht dat de TCI-melding niet overeenkomt met de bevindingen van het technisch onderzoek. De raadsman handhaaft zijn standpunt dat de auto niet is omgekat. Er is geen enkel strafvorderlijk belang dat het voortduren van het beslag rechtvaardigt c.q. dat het mogelijk zou maken dat de officier van justitie de auto laat vernietigen.
4. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat nu er in de auto, blijkens het technisch onderzoek, verschillende vin-nummers te zien zijn en forse onderdelen afkomstig zijn van gestolen Audi's de inbeslaggenomen auto verbeurd zal worden verklaard dan wel zal worden onttrokken aan het verkeer.
(...)
5.3
De inhoudelijke beoordeling
De rechtbank is aan de hand van de hem ter beschikking staande gegevens nagegaan of een ander dan de klager als belanghebbende moet worden aangemerkt.
Hiervan is de rechtbank niet gebleken.
In dit geval is er sprake van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering gelegd beslag en dient de rechtbank
a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de klager (zijnde de beslagene), tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. In dit laatste geval moet het klaagschrift van de klager ongegrond worden verklaard.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave, indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door voornoemd artikel 94 beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave, indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
Gelet op de hierboven vastgestelde feiten, is de rechtbank van oordeel dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet (meer) vordert. Ook al blijkt uit het technisch onderzoek dat de auto gestolen onderdelen bevat er kan niet gesteld worden dat de auto is omgekat. Uit een door de officier van justitie overgelegd proces-verbaal blijkt dat het vin-nummer is aangebracht op de hiervoor door de fabrikant bepaalde plaats. In dit verband wordt de conclusie getrokken dat de identiteit van het voertuig met zekerheid kan worden vastgesteld. Wel bevinden zich gestolen onderdelen aan het voertuig. Deze onderdelen kunnen echter niet uit de auto gepakt worden maar zijn hiermee verbonden. Zij zijn door natrekking bestanddelen van de auto geworden. Aangezien de identiteit van het voertuig is vastgesteld is er geen reden om tot verbeurdverklaring dan wel onttrekking over te gaan. Dit geldt niet alleen voor de hoofdzaak, de carrosserie, maar ook voor de gestolen onderdelen. De rechtbank zal het beklag dan ook gegrond verklaren en een daarmee overeenkomende last geven."
2.3.
Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene gericht tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomen voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen - ook in een zaak betreffende een ander dan de klager - of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in art. 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art. 552f Sv.
2.4.
Het oordeel van de Rechtbank dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende rechter de personenauto (in zijn geheel) aan het verkeer onttrokken dan wel verbeurd zal verklaren, is, mede gelet op hetgeen in raadkamer door de Officier van Justitie naar voren is gebracht, ontoereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2018.
Conclusie 23‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Beslag en beklag. OM-cassatie. De rechtbank beval de teruggave van auto met verschillende VIN-nummers en met onderdelen van gestolen auto's. Het oordeel van de rechtbank is niet zonder meer begrijpelijk. Vernietiging.
Nr. 17/00483 B Zitting: 23 januari 2018 | Mr. G. Knigge Conclusie inzake: [klager] |
Bij beschikking van 13 december 2016 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, het door de klager ingediende klaagschrift gegrond verklaard en de teruggave gelast van de desbetreffende personenauto.
Het cassatieberoep is ingesteld door het Openbaar Ministerie. Mr. M. van der Horst, plaatsvervangend officier van justitie bij het arrondissementsparket Limburg, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3.1. Het middel klaagt dat de rechtbank haar beslissing op ontoereikende gronden heeft doen steunen.
3.2. De onderhavige auto is op 15 september 2016 onder de klager in beslag genomen. Het klaagschrift is op 19 oktober 2016 ingediend. De bestreden beschikking houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“3. Het standpunt van de klager
De auto is niet omgekat. De auto is eerder onderzocht door justitie bij gelegenheid van eerdere inbeslagname d.d. 30 maart 2016. Daarna is de auto vrijgegeven. De klager heeft de auto met zelf bestelde materialen laten herstellen. In de raadkamer heeft de raadsman in aanvulling daarop naar voren gebracht dat de TCI melding niet overeenkomt met de bevindingen van het technisch onderzoek. De raadsman handhaaft zijn standpunt dat de auto niet is omgekat. Er is geen enkel strafvorderlijk belang dat het voortduren van het beslag rechtvaardigt c.q. dat het mogelijk zou maken dat de officier van justitie de auto laat vernietigen.
4. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat nu er in de auto, blijkens het technisch onderzoek, verschillende vin nummers te zien zijn en forse onderdelen afkomstig zijn van gestolen Audi’s de inbeslaggenomen auto verbeurd zal worden verklaard dan wel zal worden onttrokken aan het verkeer.
(…)
5.3 De inhoudelijke beoordeling
De rechtbank is aan de hand van de hem ter beschikking staande gegevens nagegaan of een ander dan de klager als belanghebbende moet worden aangemerkt. Hiervan is de rechtbank niet gebleken.
In dit geval is er sprake van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering gelegd beslag en dient de rechtbank
a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de klager (zijnde de beslagene), tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. In dit laatste geval moet het klaagschrift van de klager ongegrond worden verklaard.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave, indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door voornoemd artikel 94 beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave, indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
Gelet op de hierboven vastgestelde feiten, is de rechtbank van oordeel dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet (meer) vordert. Ook al blijkt uit het technisch onderzoek dat de auto gestolen onderdelen bevat er kan niet gesteld worden dat de auto is omgekat. Uit een door de officier van justitie overgelegd proces-verbaal blijkt dat het vin-nummer is aangebracht op de hiervoor door de fabrikant bepaalde plaats. In dit verband wordt de conclusie getrokken dat de identiteit van het voertuig met zekerheid kan worden vastgesteld. Wel bevinden zich gestolen onderdelen aan het voertuig. Deze onderdelen kunnen echter niet uit de auto gepakt worden maar zijn hiermee verbonden. Zij zijn door natrekking bestanddelen van de auto geworden. Aangezien de identiteit van het voertuig is vastgesteld is er geen reden om tot verbeurdverklaring dan wel onttrekking over te gaan. Dit geldt niet alleen voor de hoofdzaak, de carrosserie, maar ook voor de gestolen onderdelen.
De rechtbank zal het beklag dan ook gegrond verklaren en een daarmee overeenkomende last geven.”
3.3. Ik stel voorop dat het beklag in een zaak als de onderhavige alleen gegrond kan worden verklaard als het hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende strafrechter de auto zal verbeurd verklaren dan wel onttrekken aan het verkeer. Het kennelijke oordeel van de rechtbank dat dit geval zich hier voordoet, acht ik zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. De rechtbank heeft de juistheid van hetgeen door de officier van justitie in raadkamer is aangevoerd (namelijk dat verschillende VIN-nummers te zien zijn en dat forse onderdelen afkomstig zijn van gestolen auto’s) in het midden gelaten. Gelet daarop is het – ook als juist zou zijn dat het oorspronkelijke, bij het afgegeven kentekenbewijs behorende VIN-nummer op de juiste plaats zit – naar mijn mening niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later zal oordelen dat het ongecontroleerde bezit van de auto afbreuk doet aan een effectieve bestrijding van de met gestolen auto’s bedreven handel, zodat dit bezit is in strijd met de wet of het algemeen belang.
3.4. Wat de mogelijkheid van verbeurdverklaring betreft, merk ik op dat de officier van justitie in raadkamer niet heeft aangevoerd dat de klager verdacht wordt van enig, met de gestolen auto in verband staand strafbaar feit, laat staan dat de officier van justitie voornemens is de klager deswege te vervolgen. Daaruit volgt echter niet zonder meer dat een vervolging wegens bijvoorbeeld heling van de gestolen auto-onderdelen hoogst onwaarschijnlijk kan worden geacht. Het feit dat die auto-onderdelen door natrekking eigendom van de klager zijn geworden, staat daarbij, anders dan de rechtbank lijkt te menen, aan een verbeurdverklaring van de auto niet in de weg. Voor die verbeurdverklaring is in de regel juist vereist dat de auto aan de klager toebehoort. Iets anders is dat de vraag is of het feit dat enkele onderdelen van diefstal afkomstig zijn, maakt dat, zoals de wet vereist, de auto “geheel of grotendeels” door middel van het strafbare feit is verkregen of dat het strafbare feit met betrekking tot de auto is begaan.1.Zo de rechtbank mocht hebben bedoeld dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter die vraag bevestigend zal beantwoorden, is dat oordeel zonder nadere motivering niet begrijpelijk.
3.5. Het middel slaagt.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terugwijzen of verwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑01‑2018