Einde inhoudsopgave
Wet educatie en beroepsonderwijs
Artikel 2.6.2 Totstandkoming verticale scholengemeenschap
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
11-11-2021, Stb. 2021, 548 (uitgifte: 15-11-2021, kamerstukken: 35606)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-2021, Stb. 2021, 590 (uitgifte: 03-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
1.
Op aanvraag van het bevoegd gezag dat zowel een instelling als een school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste en tweede lid, in stand houdt, besluit Onze Minister tot de vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen regels.
2.
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen onder meer betrekking hebben op:
- a.
het percentage studenten en leerlingen van een instelling respectievelijk school of scholengemeenschap, afkomstig uit hetzelfde postcodegebied;
- b.
de mate van verwantschap tussen het opleidingenaanbod van de instelling en een profiel dat de school voor vbo aanbiedt;
- c.
de aanvraagprocedure omtrent de vorming van een verticale scholengemeenschap; en
- d.
het geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing verklaren van bepalingen van deze wet op de school of scholengemeenschap die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap.
3.
Aan een besluit omtrent de vorming van een verticale scholengemeenschap kunnen voorwaarden en beperkingen worden verbonden.
4.
De voordracht voor een krachtens het tweede lid, onderdeel b, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.