NJ 2019/5
Goederenrecht. Zaak bestanddeel hoofdzaak?; art. 3:4 lid 1 BW; maatstaf; verkeersopvatting; alle omstandigheden van geval; stelconplaten op kweek- en containervelden.
HR 07-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2256
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
7 december 2018
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
17/04631
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124623:1
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2256, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 07‑12‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1079, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑09‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑09‑2017
- Wetingang
Art. 3:4 BW
Essentie
Goederenrecht. Zaak bestanddeel hoofdzaak?; art. 3:4 lid 1 BW; maatstaf; verkeersopvatting; alle omstandigheden van geval; stelconplaten op kweek- en containervelden.
Samenvatting
Op voet van art. 3:4 lid 1 BW is hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel uitmaakt van een zaak, bestanddeel van die zaak. Een aard- of nagelvaste verbinding is daarvoor niet vereist. Een aanwijzing dat een zaak volgens verkeersopvatting als onderdeel van een hoofdzaak heeft te gelden, kan gelegen zijn in de omstandigheid dat de twee zaken in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd, of in de omstandigheid dat de hoofdzaak, indien het bestanddeel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.