NJ 2009, 366
Art. 414 Sr vereist voor strafbaarheid geen aanvaring.
HR 30-06-2009, ECLI:NL:HR:2009:BI3840
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 juni 2009
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, C.H.W.M. Sterk
- Zaaknummer
00982/07
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
BI3840
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Vervoersrecht / Binnenvaart
Ondernemingsrecht / Economische ordening
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2009:BI3840, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑06‑2009
ECLI:NL:PHR:2009:BI3840, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 12‑05‑2009
- Wetingang
Sr art. 414; WvK art. 785 lid 1
Essentie
Veroordeling van een schipper ter zake van het niet voldoen aan zijn plicht hulp te verlenen aan een matroos die overboord was gesprongen. De tekst van art. 414 Sr jo art. 785 WvK noch de wetsgeschiedenis biedt steun voor de opvatting dat voor een veroordeling ter zake van art. 414 Sr is vereist dat komt vast te staan dat sprake is geweest van een aanvaring.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 4 januari 2007, nummer 21/005583-05, in de strafzaak tegen G.J.H. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.