Van deze uitreiking bevindt zich geen akte in het dossier. Ook staan er in het screenshot geen gegevens die aantonen dat de informatie betrekking heeft op de verdachte of op het bestreden arrest van het hof van 24 augustus 2021. Wel komt de datum waarop de mededeling uitspraak zou zijn betekend, overeen met de datum van instellen cassatie. Overigens maken mijn bedenkingen bij de gevolgtrekkingen uit het screenshot voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep geen verschil.
HR, 17-10-2023, nr. 22/01710
ECLI:NL:HR:2023:1437
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-10-2023
- Zaaknummer
22/01710
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1437, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑10‑2023; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:755
ECLI:NL:PHR:2023:755, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑09‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1437
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2023-0179
Uitspraak 17‑10‑2023
Inhoudsindicatie
Art. 416.2 Sv na veroordeling t.z.v. weigering bloedonderzoek (art. 163.6 WVW 1994) en rijden terwijl verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard (art. 9.2 WVW 1994). Kon hof verdachte niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep, nu zich bij stukken e-mailbericht van raadsman met als bijlage appelschriftuur bevindt? HR: Om redenen vermeld in CAG is klacht gegrond. CAG: Uit de aan HR gezonden stukken blijkt (anders dan hof heeft overwogen) dat er namens verdachte wel degelijk appelschriftuur is ingediend. Daarom is ‘s hofs oordeel dat verdachte ex art. 416.2 Sv n-o wordt verklaard in h.b., niet begrijpelijk. Volgt vernietiging en terugwijzing. CAG gaat in op ontvankelijkheid van cassatieberoep (art. 432.2 Sv).
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/01710
Datum 17 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 24 augustus 2021, nummer 22-002626-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte ] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en S. van den Akker, beiden advocaat te Rotterdam, en P. van Dongen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte door het hof in het hoger beroep.
2.2
De klacht is gegrond. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 7 tot en met 11. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2023.
Conclusie 05‑09‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep, art. 416 lid 2 Sv. Is namens verdachte schriftuur houdende grieven ingediend? Strekt tot vernietiging en terugwijzing.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/01710
Zitting 5 september 2023
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte.
Inleiding
Het gerechtshof Den Haag heeft de verdachte bij arrest van 24 augustus 2021 bij verstek met toepassing van art. 416 lid 2 Sv niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Dordrecht, van 5 oktober 2020.
Namens de verdachte hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep
3. Voordat ik aan de bespreking van het middel toekom, besteed ik eerst aandacht aan de ontvankelijkheid van het cassatieberoep. Het bestreden arrest dateert van 24 augustus 2021, terwijl namens de verdachte pas op 9 mei 2022 cassatie in ingesteld. Dat doet de vraag rijzen of de verdachte in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen.
4. Bij de stukken van het geding bevinden zich, voor zover voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van belang, de volgende stukken:
(i) De dagvaarding van de verdachte in hoger beroep voor de terechtzitting van 24 augustus 2021, die volgens de akte van uitreiking van 24 juni 2021 op het adres [a-straat 1] te [plaats] is uitgereikt “aan een ander op het vermelde adres”.
(ii) Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2021, dat inhoudt dat de verdachte niet is verschenen en dat tegen hem verstek wordt verleend.
(iii) Het arrest van het hof van 24 augustus 2021 waarbij de verdachte bij verstek op grond van art. 416 lid 2 Sv niet-ontvankelijk is verklaard.
(iv) Een brief van 10 september 2021 namens de advocaat-generaal, met als kenmerk “22-002626-20” en met in de onderwerpregel “Mededeling uitspraak (O.V.), waarin kennis wordt gegeven van voornoemd arrest.
(v) Een brief van 9 november 2021 namens de advocaat-generaal, met als kenmerk “22-002626-20” en met in de onderwerpregel “Mededeling uitspraak (O.V.), waarin kennis wordt gegeven van voornoemd arrest.
(vi) Een akte van uitreiking van de “gerechtelijke brief met parketnummer 22-002626-20”, die – behoudens de persoons- en adresgegevens van de verdachte – verder niet is ingevuld en ondertekend.
(vii) Een screenshot van een systeem op een computerscherm, waaruit (met enige welwillendheid) zou kunnen worden afgeleid dat de verdachte op 27 januari 2022 is gesignaleerd ten behoeve van de mededeling uitspraak en dat die signalering op 9 mei 2022 definitief is afgedaan omdat de stukken toen in persoon zijn betekend.1.
5. Uit de stukken van het geding kan niet worden afgeleid dat zich voorafgaand aan 9 mei 2022 een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat het arrest de verdachte bekend was. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat cassatie tijdig is ingesteld, zodat de verdachte in het cassatieberoep kan worden ontvangen.
Het middel
6. Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring door het hof van de verdachte in zijn hoger beroep.
7. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2021 houdt het volgende in:
“De verdachte, gedagvaard als:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
adres: [a-straat 1] te [plaats] ,
is niet ter terechtzitting verschenen.
Het gerechtshof verleent verstek tegen de niet-verschenen verdachte.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor en vordert, nu de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch heden ter terechtzitting is verschenen, dat de verdachte op grond van artikel 416, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep.
De advocaat-generaal legt de op schrift gestelde vordering aan het gerechtshof over.
Na sluiting van het onderzoek door de voorzitter doet het gerechtshof terstond uitspraak.”
8. De uitspraak van het hof houdt het volgende in:
“Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte heeft niet een schriftuur met grieven tegen het vonnis ingediend. Evenmin heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Het hof ziet ambtshalve geen redenen voor een inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep. Daarom zal de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.”
9. Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich een “akte instellen hoger beroep”, die inhoudt dat op 5 oktober 2020 door mr. M. de Reus namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Dordrecht, van diezelfde datum.
10. Verder bevindt zich in het dossier:
(i) een mail van 13 oktober 2020 van mr. M. de Reus aan de rechtbank Rotterdam, waarbij een appelschriftuur als bijlage is gevoegd;
(ii) de betreffende appelschriftuur van 13 oktober 2020, opgesteld namens de verdachte, met daarop een stempel waaruit blijkt dat deze op 13 oktober 2020 bij de rechtbank Rotterdam is ingekomen. In deze appelschriftuur wordt vermeld dat de verdachte zich niet met de uitspraak kan verenigen en dat de verdachte vindt dat hij onterecht is veroordeeld. Ook wordt daarin verzocht om het horen van een drietal getuigen;
(iii) een mail van 29 januari 2021 van de ‘poortraadsheer’ van het hof Den Haag waarin een beslissing wordt meegedeeld over de in de appelschriftuur gedane getuigenverzoeken.
11. Uit deze stukken blijkt – anders dan het hof heeft overwogen – dat er namens de verdachte wel degelijk een appelschriftuur is ingediend. Daarom is het oordeel van het hof dat de verdachte op de voet van artikel 416 lid 2 Sv niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, niet begrijpelijk.
Slotsom
12. Het middel slaagt.
13. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
14. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 05‑09‑2023