Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 11/01974 en 11/01976P. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
HR, 20-11-2012, nr. 11/01974
ECLI:NL:HR:2012:BY0235
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20-11-2012
- Zaaknummer
11/01974
- Conclusie
Mr. Hofstee
- LJN
BY0235
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BY0235, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑11‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BY0235
ECLI:NL:HR:2012:BY0235, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑11‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BY0235
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2012-0302
Conclusie 20‑11‑2012
Mr. Hofstee
Partij(en)
Nr. 11/01974
Mr. Hofstee
Zitting: 25 september 2012
Conclusie inzake:
[Verzoeker=verdachte]1.
1.
Verzoeker is bij arrest van 7 april 2011 door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch wegens "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
2.
Namens verzoeker heeft mr. J.W. Heemskerk, advocaat te Roermond, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat art. 6, eerste lid, EVRM is geschonden doordat de redelijke inzendtermijn in de cassatiefase is overschreden. Dit dient te leiden tot strafvermindering, aldus de steller van het middel.
4.
Het cassatieberoep is ingesteld op 11 april 2011. Blijkens een op de aanbiedingsbrief van de processtukken geplaatst stempel zijn de stukken van het geding eerst op 27 december 2011 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen. Dat brengt mee dat de inzendtermijn van acht maanden is overschreden. Dit tijdsverlies kan niet door een voortvarende behandeling in cassatie worden gecompenseerd. In zoverre is het middel gegrond. Gelet op de aan verzoeker opgelegde straffen (zoals hierboven onder 1 vermeld) en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, meen ik echter dat er geen aanleiding is om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en dat de Hoge Raad met dat oordeel zal kunnen volstaan.2.
5.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
6.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑11‑2012
HR 17 juni 2008, LJN BD2578, NJ 2008/358 (rov. 3.6.2. onder C) m.nt. Mevis.
Uitspraak 20‑11‑2012
Inhoudsindicatie
HR: volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn in cassatie is overschreden.
Partij(en)
20 november 2012
Strafkamer
nr. S 11/01974
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 7 april 2011, nummer 20/001682-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.W. Heemskerk, advocaat te Roermond, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2.
Het middel is gegrond. Gelet op de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken en de taakstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 20 november 2012.