Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/66/EU betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming
Artikel 13 Vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon
Geldend
Geldend vanaf 28-05-2014
- Bronpublicatie:
15-05-2014, PbEU 2014, L 157 (uitgifte: 27-05-2014, regelingnummer: 2014/66/EU)
- Inwerkingtreding
28-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2014, PbEU 2014, L 157 (uitgifte: 27-05-2014, regelingnummer: 2014/66/EU)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Europees arbeidsrecht
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Vreemdelingenrecht / Verblijf
1.
Binnen een onderneming overgeplaatste personen die voldoen aan de in artikel 5 vastgestelde toelatingscriteria en ten aanzien van wie de bevoegde instanties een positief besluit hebben genomen, krijgen een vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon.
2.
De geldigheidsduur van de vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon bedraagt — naargelang welke periode korter is — ten minste een jaar of de duur van de overplaatsing naar het grondgebied van de betrokken lidstaat, en kan worden verlengd tot maximaal drie jaar voor leidinggevenden en specialisten, en tot een jaar voor stagiair-werknemers.
3.
De vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon die wordt afgegeven door de bevoegde instanties van de lidstaat, beantwoordt aan het uniforme model dat is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1030/2002.
4.
In de rubriek ‘soort titel’, overeenkomstig punt a) 6.4 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1030/2002, vermelden de lidstaten ‘ICT’.
De lidstaten mogen ook een aanduiding in hun officiële taal of talen toevoegen.
5.
De lidstaten geven geen aanvullende vergunningen af, in het bijzonder geen arbeidsvergunningen van welke aard ook.
6.
De lidstaten kunnen aanvullende informatie met betrekking tot de beroepsactiviteit tijdens de overplaatsing binnen de onderneming van de onderdaan van het derde land op papier aangeven en/of deze gegevens in elektronische vorm opslaan als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1030/2002 en in punt a)16 van de bijlage bij die verordening.
7.
De betrokken lidstaat biedt de onderdanen van een derde land van wie de toelatingsaanvraag is goedgekeurd, alle faciliteiten om de benodigde visa te verkrijgen.