Einde inhoudsopgave
Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie
Artikel 11 Dienstreis met openbaar vervoer
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
14-06-2024, Stb. 2024, 176 (uitgifte: 21-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2024, Stb. 2024, 176 (uitgifte: 21-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
1.
Indien er geen door de dienst beschikbaar gesteld vervoermiddel voorhanden is, wordt de dienstreis met openbaar vervoer gemaakt met gebruikmaking van het vervoersbewijs, bedoeld in artikel 4, eerste lid. De ambtenaar kan gebruikmaken van de eerste vervoersklasse.
2.
Indien het noodzakelijk is, dat tijdens een dienstreis vóór of na gebruik van het openbaar vervoer gebruik wordt gemaakt van een taxi of eigen vervoer, worden deze kosten eveneens vergoed.
3.
De vergoeding van de kosten, bedoeld in het tweede lid, bedraagt:
- a.
voor een taxi, de werkelijk gemaakte kosten op basis van de overgelegde bewijsstukken;
- b.
voor het gebruik van een eigen motorvoertuig dan wel eigen fiets of bromfiets, € 0,23 per kilometer.
4.
Behalve voor het reizen bedoeld in het eerste lid, gebruikt de ambtenaar het vervoersbewijs ter voldoening van de ten behoeve van de dienstreis gemaakte kosten voor:
- a.
een door hem gebruikte OV-fiets voor het traject tussen de openbaar vervoer locatie en de werklocatie;
- b.
de stalling van een fiets.
5.
In het geval de ambtenaar niet beschikt over het vervoersbewijs, bedoeld in het eerste lid, kan het bevoegd gezag de ambtenaar de door hem op grond van het eerste en vierde lid gemaakte kosten vergoeden.