AB 2013/67
Bestuurlijke boete en bewijslast voor (vermeend) overtreder. Verhouding tussen administratieplicht en onschuldpresumptie. Vermoeden van overtreding. Bewijs van zelfstandige norm, strafuitsluitingsgrond. Bewijsrechtelijke instrumenten wetgever.
CBb 12-04-2012, ECLI:NL:CBB:2012:BW3286, m.nt. Y.E. Schuurmans en S.R. Bakker
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
12 april 2012
- Magistraten
Mrs. E.R. Eggeraat, E. Dijt, M.M. Smorenburg
- Zaaknummer
AWB 09/1390
- Noot
Y.E. Schuurmans en S.R. Bakker
- LJN
BW3286
- JCDI
JCDI:ADS913380:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Accounting (V)
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
- Brondocumenten
ECLI:NL:CBB:2012:BW3286, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 12‑04‑2012
- Wetingang
Awb art. 3:2; EVRM art. 6 lid 2; Meststoffenwet art. 7, 8, 14
Essentie
Bestuurlijke boete en bewijslast voor (vermeend) overtreder. Verhouding tussen administratieplicht en onschuldpresumptie. Vermoeden van overtreding. Bewijs van zelfstandige norm, strafuitsluitingsgrond. Bewijsrechtelijke instrumenten wetgever.
Samenvatting
De materiële bewijslast ten aanzien van de naleving van de gebruiksnormen ligt volgens dit systeem dus primair bij degene die de meststoffen op of in de bodem brengt of laat brengen. Laatstgenoemde zal, om een geslaagd beroep op de ‘strafuitsluitingsgrond’ te kunnen doen, aannemelijk moeten maken dat de gebruiksnormen niet zijn overschreden. (…)
Voor zover appellante heeft betoogd dat sprake is van een omkering van de bewijslast die strijdig is met de in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.