Einde inhoudsopgave
Reglement justitiële jeugdinrichtingen
Artikel 49e
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2013
- Bronpublicatie:
08-03-2013, Stb. 2013, 99 (uitgifte: 19-03-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-03-2013, Stb. 2013, 99 (uitgifte: 19-03-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Justitiële jeugdinrichtingen
1.
De directeur stelt de voorzitter van de commissie van toezicht, de raadsman van de jeugdige en indien de jeugdige de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, zijn ouders of voogd, stiefouder of pleegouders in kennis van het voornemen tot een beslissing tot a-dwangbehandeling uiterlijk drie dagen voor het nemen van die beslissing. Zij worden in de gelegenheid gesteld bezwaren tegen de beslissing kenbaar te maken.
2.
De voorzitter van de commissie van toezicht doet onverwijld een melding aan de maandcommissaris. De maandcommissaris bezoekt na de melding onverwijld de jeugdige.
3.
Van de toepassing van een a-dwangbehandeling, b-dwangbehandeling, gedwongen geneeskundige handeling of voortzetting van a-dwangbehandeling wordt uiterlijk bij de aanvang van de behandeling melding gedaan aan Onze Minister en de commissie van toezicht. Ingeval van a- of b-dwangbehandeling en indien een gedwongen geneeskundige handeling wordt toegepast in verband met een gevaar dat voortvloeit uit een stoornis van de geestvermogens van de jeugdige, wordt tevens melding gedaan aan de inspecteur.
4.
Bij de aanvang van een a-dwangbehandeling geeft de directeur daarvan eveneens kennis aan de in het eerste lid genoemde personen.
5.
De directeur zendt met de melding, bedoeld in het derde lid, een afschrift van de beslissing tot de behandeling mee waarin hij in ieder geval vermeldt:
- a.
in verband met welk gevaar is besloten tot een a- of b-dwangbehandeling, dan wel een gedwongen geneeskundige handeling;
- b.
welke minder bezwarende middelen zijn aangewend om het gevaar weg te nemen dan wel af te wenden;
- c.
welke personen, bedoeld in artikel 51c, onder c, van de wet, zich tegen de behandeling verzetten;
- d.
de wijze waarop rekening wordt gehouden met de voorkeuren van de jeugdige en indien de jeugdige de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt de voorkeuren van zijn ouders of voogd, stiefouder of pleegouders ten aanzien van de behandeling; en
- e.
indien een behandeling plaatsvindt in een situatie waarin het de jeugdige is die zich verzet, of deze in staat kan worden geacht gebruik te kunnen maken van de regeling, vervat in Hoofdstuk XIII–XIV respectievelijk XV van de wet.
6.
Ingeval van een beslissing tot a-dwangbehandeling, b-dwangbehandeling of voortzetting van a-dwangbehandeling, vermeldt de directeur tevens welke pogingen zijn gedaan om tot overeenstemming als bedoeld in artikel 51c, onder b, van de wet te komen. In geval van een beslissing tot a-dwangbehandeling vermeldt hij bovendien welke bezwaren tegen de behandeling zijn aangevoerd door de personen, bedoeld in het eerste lid.
7.
Van een beëindiging van een a-dwangbehandeling, b-dwangbehandeling of gedwongen geneeskundige handeling geeft de directeur kennis aan de personen, genoemd in het derde en – indien van toepassing – vierde lid.
8.
Onze Minister kan voor de meldingen een model vaststellen.