ABRvS, 14-03-2012, nr. 201104604/3/A1.
ECLI:NL:RVS:2012:BY9040
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
14-03-2012
- Magistraten
Mrs. R. van der Spoel, A.W.M. Bijloos, Y.E.M.A. Timmerman-Buck
- Zaaknummer
201104604/3/A1.
- LJN
BY9040
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2012:BY9040, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 14‑03‑2012
Uitspraak 14‑03‑2012
Mrs. R. van der Spoel, A.W.M. Bijloos, Y.E.M.A. Timmerman-Buck
Partij(en)
Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:
[opposant], wonend te [woonplaats], gemeente [gemeente], opposant.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 7 september 2011, in zaak nr. 201104604/2/H1, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het verzoek om herziening van de uitspraak van 1 september 2010, in zaak nr. 201000659/1/H1, afgewezen. De uitspraak van 7 september 2011 is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [opposant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 oktober 2011, verzet gedaan.
De Afdeling heeft het verzet ter zitting behandeld op 9 januari 2012, waar [opposant], vertegenwoordigd door mr. M. Gideonse, advocaat te Apeldoorn, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
Bij de uitspraak waarvan verzet heeft de Afdeling het verzoek om herziening als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat in het door [opposant] in dat verzoek aangevoerde geen feit of omstandigheid is gelegen als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Daartoe is overwogen dat de door [opposant] aan zijn verzoek ten grondslag gelegde getuigenverklaringen dateren van na de uitspraak van 1 september 2010, dat deze derhalve geen feiten of omstandigheden betreffen die hebben plaatsgevonden vóór die uitspraak en dat reeds om die reden het door [opposant] gestelde geen grond tot herziening van de uitspraak van 1 september 2010 gaf.
2.2.
[opposant] stelt dat zijn verzoek ten onrechte op vereenvoudigde wijze is afgedaan. Daartoe voert hij aan dat ten onrechte is afgegaan op de datering van de overgelegde getuigenverklaringen en niet op de feiten en omstandigheden die daarin naar voren komen, die betrekking hebben op het voorjaar van 2005.
2.3.
Verzet als bedoeld in artikel 8:55 van de Awb kan uitsluitend de vraag betreffen, of de Afdeling ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens, in dit geval, kennelijke ongegrondheid van het verzoek om herziening.
2.4.
Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de Afdeling het verzoek om herziening ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.
Bij de beoordeling van een verzoek om herziening wordt uitsluitend beoordeeld, of sprake is van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb. Deze wettelijke bepaling en het bijzondere karakter van het rechtsmiddel herziening brengen met zich, dat bij de beslissing op een verzoek om herziening slechts rekening wordt gehouden met nader gebleken feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden voor de uitspraak en die de verzoeker in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, redelijkerwijs niet naar voren heeft kunnen brengen.
Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er niet toe om het geschil waarover bij uitspraak is beslist, naar aanleiding van die uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Ook is dit rechtsmiddel niet bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden om argumenten die in een eerdere procedure naar voren zijn gebracht, of naar voren hadden kunnen worden gebracht, opnieuw onderscheidenlijk alsnog naar voren te brengen en aldus het debat te heropenen nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.
De door [opposant] overgelegde getuigenverklaringen betreffen geen feiten en omstandigheden die hij redelijkerwijs niet in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening werd gevraagd naar voren heeft kunnen brengen, nu hij eerder om deze verklaringen had kunnen vragen. Reeds om die reden is geen sprake van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, daargelaten het antwoord op de vraag of de door [opposant] overgelegde getuigenverklaringen kunnen worden aangemerkt als feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden voor die uitspraak.
2.5.
Het verzet is ongegrond.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Spoel
voorzitter
w.g. De Haseth
ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2012
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser