Einde inhoudsopgave
Mediawet 2008
Artikel 2.34d [Onverenigbaarheden: Ontslag]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2014
- Redactionele toelichting
Deze wijziging is voor het eerst van toepassing op de organisatie van de landelijke publieke mediadienst, de erkenningverlening, de vaststelling van uren programma-aanbod en de bekostiging voor de erkenningperiode die loopt van 01-01-2016 t/m 31-12-2020.
- Bronpublicatie:
06-11-2013, Stb. 2013, 454 (uitgifte: 15-11-2013, kamerstukken: 33541)
- Inwerkingtreding
01-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2013, Stb. 2013, 472 (uitgifte: 29-11-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Media
Informatierecht / Reclame
1.
Het lidmaatschap van de raad van toezicht van de NOS is onverenigbaar met:
- a.
de functie van lid van de directie van de NOS;
- b.
het lidmaatschap van een orgaan van of een dienstbetrekking bij de NPO of een landelijke publieke media-instelling;
- c.
het lidmaatschap van een orgaan van of een dienstbetrekking bij een commerciële media-instelling;
- d.
het lidmaatschap van een van beide Kamers der Staten-Generaal, een provinciaal bestuur of een gemeentebestuur;
- e.
een dienstbetrekking bij een ministerie of bij een dienst, instelling of bedrijf direct vallende onder de verantwoordelijkheid van een minister;
- f.
het hebben van financiële of andere belangen bij bedrijven of instellingen en het vervullen van nevenfuncties waardoor een goede vervulling van de functie of de handhaving van de onafhankelijkheid van het betrokken lid of van het vertrouwen daarin in het geding kan zijn; en
- g.
het lidmaatschap van een orgaan van of een dienstbetrekking bij een omroepvereniging die in een samenwerkingsomroep vertegenwoordigd is.
2.
Schorsing en ontslag zijn mogelijk wegens:
- a.
ongeschiktheid;
- b.
disfunctioneren; en
- c.
onverenigbaarheid als bedoeld in het eerste lid.
3.
Ontslag is verder mogelijk op eigen verzoek.
4.
De leden van de raad van toezicht kunnen gezamenlijk worden ontslagen, als bij de tweede evaluatie, bedoeld in artikel 2.184, derde en vierde lid, is vastgesteld dat de NOS onvoldoende heeft bijgedragen aan de uitvoering van de publieke mediaopdracht op landelijk niveau door de wijze waarop zij uitvoering heeft gegeven aan de publieke taak, bedoeld in artikel 2.34a. In geval van een ontslag als bedoeld in de eerste volzin benoemt Onze Minister de leden van de nieuwe raad van toezicht.
5.
De leden van de raad van toezicht ontvangen van de NOS een door Onze Minister vast te stellen vergoeding.