Procestaal: Duits.
HvJ EG, 17-04-2008, nr. C-456/06
ECLI:EU:C:2008:232
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
17-04-2008
- Magistraten
Mrs. K. Lenaerts, G. Arestis, R. Silva de Lapuerta, E. Juhász, J. Malenovský
- Zaaknummer
C-456/06
- LJN
BD3502
- Roepnaam
Peek & Cloppenburg/Cassina
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2008:232, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 17‑04‑2008
Uitspraak 17‑04‑2008
Mrs. K. Lenaerts, G. Arestis, R. Silva de Lapuerta, E. Juhász, J. Malenovský
Partij(en)
ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer)
17 april 2008 *
In zaak C-456/06,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) bij beslissing van 5 oktober 2006, ingekomen bij het Hof op 16 november 2006, in de procedure
Peek & Cloppenburg KG
tegen
Cassina SpA,
‘Auteursrecht — Richtlijn 2001/29/EG — Artikel 4, lid 1 — Distributie onder publiek van origineel van werk of kopie daarvan, door verkoop of anderszins — Gebruik van reproducties van auteursrechtelijk beschermde meubels als in verkoopruimte tentoongestelde meubelstukken en als etalagedecoratie — Geen eigendoms- of bezitsoverdracht’
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),
samengesteld als volgt: K. Lenaerts, kamerpresident, G. Arestis, R. Silva de Lapuerta, E. Juhász en J. Malenovský (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: E. Sharpston,
griffier: M.-A. Gaudissart, hoofd van administratieve eenheid,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 15 november 2007,
gelet op de opmerkingen van:
- —
Peek & Cloppenburg KG, vertegenwoordigd door A. Auler, Rechtsanwalt,
- —
Cassina SpA, vertegenwoordigd door A. Bock, Rechtsanwalt,
- —
de Poolse regering, vertegenwoordigd door E. Ośniecką-Tamecką als gemachtigde,
- —
de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door H. Krämer en W. Wils als gemachtigden,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 17 januari 2008,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167, blz. 10).
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Peek & Cloppenburg KG (hierna: ‘Peek & Cloppenburg’) en Cassina SpA (hierna: ‘Cassina’) over de terbeschikkingstelling aan het publiek en de tentoonstelling van meubels waardoor, volgens Cassina, afbreuk wordt gedaan aan haar exclusieve distributierecht.
Toepasselijke bepalingen
Internationale regeling
3
Het Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO) inzake het auteursrecht (hierna: ‘WCT’) en het Verdrag van de WIPO inzake uitvoeringen en fonogrammen (hierna: ‘WPPT’), welke op 20 december 1996 te Genève zijn aangenomen, zijn namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd bij besluit 2000/278/EG van de Raad van 16 maart 2000 (PB L 89, blz. 6).
4
Artikel 6 WCT, getiteld ‘Distributierecht’, bepaalt:
- ‘1.
Auteurs van werken van letterkunde en kunst hebben het uitsluitend recht om toestemming te verlenen voor het door verkoop of andere overgang van eigendom voor het publiek beschikbaar stellen van het origineel en de exemplaren van hun werken.
- 2.
Niets in dit verdrag doet afbreuk aan de vrijheid van de verdragsluitende partijen om de eventuele voorwaarden te bepalen waaronder de uitputting van het recht bedoeld in lid 1 van toepassing is na de eerste verkoop of andere overgang van eigendom van het origineel of van een exemplaar van het werk met toestemming van de auteur.’
5
Artikel 8 WPPT, getiteld ‘Verspreidingsrecht’, kent aan uitvoerende kunstenaars het uitsluitend recht toe om toestemming te verlenen voor het door verkoop of andere overgang van eigendom voor het publiek beschikbaar stellen van het origineel van hun uitvoeringen vastgelegd op fonogrammen en van kopieën daarvan.
6
Artikel 12 WPPT kent een vergelijkbaar recht toe aan producenten van fonogrammen.
Gemeenschapsregeling
7
De punten 9 tot en met 11, 15 en 28 van de considerans van richtlijn 2001/29 luiden:
- ‘(9)
Bij een harmonisatie van het auteursrecht en de naburige rechten moet steeds van een hoog beschermingsniveau worden uitgegaan, omdat die rechten van wezenlijk belang zijn voor scheppend werk. De bescherming van deze rechten draagt bij tot de instandhouding en ontwikkeling van de creativiteit in het belang van auteurs, uitvoerend kunstenaars, producenten, consumenten, cultuur, industrie en het publiek in het algemeen. […]
- (10)
Auteurs en uitvoerend kunstenaars moeten, willen zij hun scheppende en artistieke arbeid kunnen voortzetten, een passende beloning voor het gebruik van hun werk ontvangen, evenals de producenten om dat werk te kunnen financieren. […]
- (11)
Een strikt, doelmatig systeem tot bescherming van de auteursrechten en naburige rechten is een van de voornaamste instrumenten om ervoor te zorgen dat de Europese culturele creativiteit en productie over de nodige middelen beschikken en om de scheppend en uitvoerend kunstenaars in staat te stellen hun autonomie en waardigheid te bewaren.
[…]
- (15)
De diplomatieke conferentie die in december 1996 is gehouden onder de auspiciën van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO), heeft geleid tot de aanneming van twee nieuwe verdragen, [te weten het WCT] en het [WPPT] […] Met deze richtlijn wordt onder meer ook beoogd een aantal van de nieuwe internationale verplichtingen na te komen.
[…]
- (28)
De bescherming van het auteursrecht uit hoofde van deze richtlijn omvat het uitsluitende recht zeggenschap over de distributie van het werk uit te oefenen, wanneer dit in een tastbare zaak is belichaamd. De eerste verkoop in de Gemeenschap van het origineel van een werk of van kopieën daarvan door de rechthebbende of met diens toestemming leidt tot uitputting van het recht zeggenschap over de wederverkoop van die zaak binnen de Gemeenschap uit te oefenen. […]’
8
Artikel 4 van deze richtlijn, getiteld ‘Distributierecht’, bepaalt:
- ‘1.
De lidstaten voorzien ten behoeve van auteurs in het uitsluitende recht, elke vorm van distributie onder het publiek van het origineel van hun werken of kopieën daarvan, door verkoop of anderszins, toe te staan of te verbieden.
- 2.
Het distributierecht met betrekking tot het origineel of kopieën van een werk is in de Gemeenschap alleen dan uitgeput, wanneer de eerste verkoop of andere eigendomsovergang van dat materiaal in de Gemeenschap geschiedt door de rechthebbende of met diens toestemming.’
9
In artikel 1, leden 1 en 2, van richtlijn 92/100/EEG van de Raad van 19 november 1992 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom (PB L 346, blz. 61) wordt bepaald:
- ‘1.
Overeenkomstig dit hoofdstuk en onverminderd artikel 5 stellen de lidstaten een recht in om de verhuur en uitlening van originelen en kopieën van auteursrechtelijk beschermde werken […] toe te staan of te verbieden.
- 2.
In deze richtlijn wordt onder ‘verhuur’ verstaan: het voor gebruik ter beschikking stellen voor een beperkte tijd en tegen een direct of indirect economisch of commercieel voordeel.’
10
Volgens artikel 9, lid 1, van richtlijn 92/100 ‘[voorzien] de lidstaten ten behoeve van [uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen, producenten van de eerste vastleggingen van films en omroeporganisaties] in een uitsluitend recht, hierna ‘distributierecht’ te noemen, om [beschermde zaken], met inbegrip van kopieën ervan, door verkoop of anderszins ter beschikking van het publiek te stellen’.
11
Richtlijn 92/100 is ingetrokken bij richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom (PB L 376, blz. 28). Laatstgenoemde richtlijn neemt, in overeenkomstige bewoordingen, bovengenoemde bepalingen van richtlijn 92/100 over.
Nationale regeling
12
§ 15, lid 1, van het Urheberrechtsgesetz (Duitse wet op het auteursrecht) van 9 september 1965 (BGBl. 1965 I, blz. 1273) bepaalt:
‘De auteur heeft het uitsluitende recht zijn werk in materiële vorm te exploiteren; dit recht omvat met name
[…]
het distributierecht (§ 17),
[…]’
13
In § 17, lid 1, van deze wet wordt bepaald:
‘Het distributierecht is het recht om het originele werk of kopieën daarvan aan het publiek aan te bieden of in de handel te brengen.’
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
14
Cassina produceert meubels. Haar collectie omvat meubels die zijn vervaardigd naar creaties van Charles-Edouard Jeanneret, bekend als Le Corbusier. Hiertoe behoren fauteuils en zitbanken uit de series LC 2 en LC 3 en het tafelsysteem LC 10-P. Cassina heeft een licentieovereenkomst gesloten met betrekking tot de vervaardiging en de verhandeling van deze meubels.
15
Peek & Cloppenburg exploiteert in heel Duitsland dames- en herenconfectiewinkels. In een van haar winkels heeft zij een rustzone voor klanten ingericht met fauteuils en zitbanken uit de series LC 2 en LC 3 en een salontafel van het tafelsysteem LC 10-P. In een etalage van haar winkel heeft Peek & Cloppenburg voor decoratiedoeleinden een fauteuil uit de serie LC 2 neergezet. Deze meubels zijn niet van Cassina afkomstig, maar zonder toestemming van laatstgenoemde geproduceerd door een onderneming in Bologna (Italië). Volgens de verwijzende rechter genoten dergelijke meubels destijds in de lidstaat waar zij zijn vervaardigd geen auteursrechtelijke bescherming.
16
Omdat zij van oordeel was dat Peek & Cloppenburg daardoor inbreuk maakte op haar rechten, heeft Cassina voor het Landgericht Frankfurt een stakingsvordering tegen haar ingesteld en tevens gevorderd dat zij zou worden gelast aan Cassina inlichtingen te verstrekken betreffende met name de distributiekanalen van voornoemde meubels. Daarnaast heeft Cassina gevorderd dat zij tot betaling van schadevergoeding zou worden veroordeeld.
17
Aangezien het Landgericht Frankfurt de vordering van Cassina heeft toegewezen en de appèlrechter het in eerste aanleg gewezen vonnis in wezen heeft bevestigd, heeft Peek & Cloppenburg beroep tot ‘Revision’ ingesteld bij het Bundesgerichtshof.
18
Deze rechterlijke instantie wijst erop dat aangezien Cassina beschikt over een uitsluitend distributierecht in de zin van § 17 van het Urheberrechtsgesetz van 9 september 1965, haar beslissing afhangt van de vraag of genoemde praktijken van Peek & Cloppenburg inbreuk hebben gemaakt op dit recht.
19
Volgens het Bundesgerichtshof is van distributie doorgaans sprake, wanneer het origineel of kopieën van een werk door afstand van eigendom of bezit uit de interne bedrijfssfeer in de openbaarheid worden gebracht. Daarvoor kan het al voldoende zijn dat de afstand van bezit slechts voor een beperkte tijd plaatsvindt. De vraag rijst evenwel of ook een praktijk die erin bestaat dat auteursrechtelijk beschermde reproducties toegankelijk worden gemaakt voor het publiek, zonder eigendoms- of bezitsoverdracht en dus zonder overgang van de daadwerkelijke bevoegdheid om erover te beschikken — doordat deze kopieën, zoals in het hoofdgeding, enkel in verkoopruimten zijn geplaatst om door klanten te worden gebruikt — moet worden beschouwd als distributie onder het publiek, anderszins dan door verkoop, in de zin van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29.
20
Het Bundesgerichtshof vraagt zich bovendien af of het enkele tentoonstellen van de reproductie van een werk in de etalage van een winkel, zonder deze voor gebruik ter beschikking te stellen, eveneens een vorm van distributie onder het publiek in de zin van de genoemde bepaling vormt.
21
Voorts rijst volgens de verwijzende rechter de vraag of, in de omstandigheden van het hoofdgeding, de vereisten van de in de artikelen 28 EG en 30 EG neergelegde bescherming van het vrije verkeer van goederen de uitoefening van dit distributierecht niet beperken.
22
Daarop heeft het Bundesgerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:
- ‘1)
- a)
Is er sprake van distributie onder het publiek, anderszins [dan door verkoop], in de zin van artikel 4, lid 1, van [richtlijn 2001/29] wanneer het derden mogelijk wordt gemaakt om reproducties van auteursrechtelijk beschermde werken te gebruiken, zonder dat de verlening van het gebruiksrecht gepaard gaat met een overdracht van de daadwerkelijke beschikkingsbevoegdheid over de werken?
- b)
Is er eveneens sprake van distributie in de zin van artikel 4, lid 1, van [richtlijn 2001/29] wanneer reproducties van auteursrechtelijk beschermde werken publiek tentoon worden gesteld zonder dat derden de mogelijkheid krijgen gebruik te maken van die reproducties?
- 2)
Zo ja:
Kan de bescherming van het vrije verkeer van goederen in de voornoemde gevallen in de weg staan aan de uitoefening van het distributierecht wanneer de gepresenteerde reproducties in de lidstaat waar zij zijn vervaardigd en in de handel gebracht, geen auteursrechtelijke bescherming genieten?’
Verzoek om heropening van de mondelinge behandeling
23
Bij een op 7 maart 2008 bij het Hof ingekomen brief heeft Cassina krachtens artikel 61 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof verzocht om heropening van de mondelinge behandeling na de conclusie van de advocaat-generaal. Cassina betoogt met name dat de advocaat-generaal haar conclusie heeft gebaseerd op verscheidene onjuiste argumenten, dat zij voorbij is gegaan aan de rechtspraak van het Hof en dat zij geen rekening heeft gehouden met alle relevante omstandigheden van het geding. Derhalve wenst Cassina het Hof bijkomende informatie te verstrekken.
24
In dit verband zij eraan herinnerd dat het Statuut en het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie niet voorzien in de mogelijkheid dat partijen opmerkingen indienen in antwoord op de conclusie van de advocaat-generaal (zie met name arrest van 30 maart 2006, Emanuel, C-259/04, Jurispr. blz. I-3089, punt 15).
25
Het Hof kan weliswaar ambtshalve, op voorstel van de advocaat-generaal dan wel op verzoek van partijen, krachtens artikel 61 van zijn Reglement voor de procesvoering de mondelinge behandeling heropenen, indien het van oordeel is dat het onvoldoende is ingelicht of dat de zaak moet worden beslecht op basis van een argument waarover tussen partijen geen discussie heeft plaatsgevonden (zie met name arresten van 13 november 2003, Schilling en Fleck-Schilling, C-209/01, Jurispr. blz. I-13389, punt 19, en 17 juni 2004, Recheio — Cash & Carry, C-30/02, Jurispr. blz. I-6051, punt 12).
26
In casu is het Hof, de advocaat-generaal gehoord, evenwel van oordeel dat het over alle noodzakelijke gegevens beschikt om de gestelde vragen te kunnen beantwoorden.
27
Bijgevolg is er geen aanleiding om heropening van de mondelinge behandeling te gelasten.
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Beantwoording van de eerste vraag, sub a en b
28
Met zijn eerste vraag, sub a en b, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het begrip distributie onder het publiek van het origineel van een werk of een kopie daarvan, anderszins dan door verkoop, in de zin van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29, aldus moet worden uitgelegd dat het mede omvat, ten eerste, de situatie waarin aan het publiek de mogelijkheid wordt geboden om reproducties van een auteursrechtelijk beschermd werk te gebruiken zonder dat het voor gebruik ter beschikking stellen gepaard gaat met een eigendomsoverdracht, en, ten tweede, de tentoonstelling aan het publiek van deze reproducties zonder dat de mogelijkheid wordt geboden om deze te gebruiken.
29
Noch in artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29, noch in enige andere bepaling van deze richtlijn wordt het begrip distributie onder het publiek van een auteursrechtelijk beschermd werk voldoende duidelijk gepreciseerd. In het WCT en het WPPT wordt dit begrip daarentegen wel duidelijk gedefinieerd.
30
Dienaangaande zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak de bepalingen van gemeenschapsrecht zo veel mogelijk moeten worden uitgelegd tegen de achtergrond van het volkenrecht, met name wanneer dergelijke bepalingen strekken tot tenuitvoerlegging van een door de Gemeenschap gesloten internationale overeenkomst (zie met name arresten van 14 juli 1998, Bettati, C-341/95, Jurispr. blz. I-4355, punt 20, en 7 december 2006, SGAE, C-306/05, Jurispr. blz. I-11519, punt 35).
31
Vaststaat dat met richtlijn 2001/29, zoals blijkt uit punt 15 van de considerans ervan, wordt beoogd de krachtens het WCT en het WPPT op de Gemeenschap rustende verplichtingen na te komen op gemeenschapsniveau. In deze omstandigheden dient het in artikel 4, lid 1, van deze richtlijn genoemde begrip distributie zo veel mogelijk te worden uitgelegd tegen de achtergrond van de in deze verdragen gegeven definities.
32
Het WCT definieert in artikel 6, lid 1, het begrip distributierecht dat toekomt aan auteurs van werken van letterkunde en kunst als het uitsluitende recht om toestemming te verlenen voor het door verkoop ‘of andere overgang van eigendom’ voor het publiek beschikbaar stellen van het origineel en de exemplaren van hun werken. Verder bevatten de artikelen 8 en 12 WPPT dezelfde definities met betrekking tot het distributierecht (‘verspreidingsrecht’) dat toekomt aan uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen. Volgens de relevante internationale verdragen is er dus alleen sprake van distributie wanneer er een eigendomsoverdracht plaatsvindt.
33
Nu in artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29 binnen deze context van distributie ‘door verkoop of anderszins’ wordt gesproken, dient dit begrip conform de genoemde verdragen te worden uitgelegd als een vorm van distributie die een eigendomsoverdracht moet impliceren.
34
Deze slotsom volgt ook uit de uitlegging van de respectieve bepalingen betreffende de uitputting van het distributierecht in het WCT en richtlijn 2001/29. Deze uitputting is geregeld in artikel 6, lid 2, WCT, waarin zij wordt gekoppeld aan dezelfde handelingen als bedoeld in lid 1 van dat artikel. Aldus vormen de leden 1 en 2 van artikel 6 WCT een geheel en moeten zij in samenhang worden uitgelegd. Beide bepalingen hebben expliciet betrekking op handelingen die een eigendomsoverdracht impliceren.
35
De leden 1 en 2 van artikel 4 van richtlijn 2001/29 volgen dezelfde systematiek als artikel 6 WCT en hebben tot doel deze bepaling om te zetten. Net als artikel 6, lid 2, WCT voorziet artikel 4, lid 2, van deze richtlijn in uitputting van het distributierecht met betrekking tot het origineel of kopieën van een werk in het geval van eerste verkoop of andere eigendomsovergang van die zaak. Aangezien genoemd artikel 4artikel 6 WCT omzet, en dit artikel 4, net als artikel 6 WCT, als één geheel moet worden uitgelegd, dient de term ‘anderszins’ in lid 1 van artikel 4 van richtlijn 2001/29 derhalve te worden uitgelegd in overeenstemming met de betekenis die hieraan is gegeven in lid 2 van dit artikel, dat wil zeggen dat deze een eigendomsoverdracht impliceert.
36
Uit het voorgaande volgt dat onder het begrip distributie onder het publiek van het origineel van een werk of een kopie daarvan, anderszins dan door verkoop, in de zin van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29, uitsluitend handelingen vallen die een eigendomsoverdracht van deze zaak impliceren. Volgens de door de verwijzende rechter verstrekte gegevens is hiervan bij de handelingen die in het hoofdgeding aan de orde zijn, klaarblijkelijk geen sprake.
37
Benadrukt moet worden dat, anders dan Cassina stelt, aan deze gevolgtrekkingen niet wordt afgedaan door de punten 9 tot en met 11 van de considerans van richtlijn 2001/29, volgens welke bij de harmonisatie van het auteursrecht steeds van een hoog beschermingsniveau moet worden uitgegaan, de auteurs een passende beloning voor het gebruik van hun werk moeten kunnen ontvangen en het systeem tot bescherming van het auteursrecht strikt en doelmatig moet zijn.
38
Deze bescherming kan namelijk enkel worden verwezenlijkt binnen het door de gemeenschapswetgever gecreëerde kader. Het is derhalve niet aan het Hof om voor auteurs nieuwe rechten in het leven te roepen die in richtlijn 2001/29 niet zijn voorzien, en bijgevolg, het begrip distributie van het origineel of een kopie van een werk een ruimere betekenis te geven dan door de gemeenschapswetgever is bedoeld.
39
Het is aan de gemeenschapswetgever om in voorkomend geval de communautaire regels inzake de bescherming van de intellectuele eigendom te wijzigen, wanneer hij van mening zou zijn dat de bescherming van auteurs door de geldende regeling onvoldoende wordt gegarandeerd en dat een benutting zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, aan toestemming van de auteurs moet worden onderworpen.
40
Om dezelfde redenen kan niet het argument van Cassina worden aanvaard dat aan het begrip distributie van het origineel of een kopie van een werk een ruime betekenis moet worden gegeven op grond dat de betrokken gedragingen laakbaar zijn nu de rechthebbende geen enkele vergoeding heeft ontvangen voor het gebruik van de kopieën van zijn werk dat wordt beschermd door de wettelijke regeling van de lidstaat waar deze kopieën worden gebruikt.
41
Bijgevolg moet op de eerste vraag worden geantwoord dat er van distributie onder het publiek van het origineel van een werk of een kopie daarvan, anderszins dan door verkoop, in de zin van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29, uitsluitend sprake is wanneer er een eigendomsoverdracht van deze zaak plaatsvindt. Bijgevolg kan noch de situatie waarin het publiek de mogelijkheid is geboden om reproducties van een auteursrechtelijk beschermd werk te gebruiken, noch de tentoonstelling ten behoeve van het publiek van deze reproducties zonder dat de mogelijkheid wordt geboden om deze te gebruiken, een dergelijke vorm van distributie vormen.
Beantwoording van de tweede vraag
42
Daar de eerste vraag ontkennend is beantwoord, behoeft de tweede vraag niet te worden beantwoord.
Kosten
43
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof van Justitie (Vierde kamer) verklaart voor recht:
Van distributie onder het publiek van het origineel van een werk of een kopie daarvan, anderszins dan door verkoop, in de zin van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, is uitsluitend sprake wanneer er een eigendomsoverdracht van deze zaak plaatsvindt. Bijgevolg kan noch de situatie waarin het publiek de mogelijkheid is geboden om reproducties van een auteursrechtelijk beschermd werk te gebruiken, noch de tentoonstelling ten behoeve van het publiek van deze reproducties zonder dat de mogelijkheid wordt geboden om deze te gebruiken, een dergelijke vorm van distributie vormen.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 17‑04‑2008