Hof 's-Hertogenbosch, 12-02-2007, nr. R200600925
ECLI:NL:GHSHE:2007:BA2841
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
12-02-2007
- Zaaknummer
R200600925
- LJN
BA2841
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2007:BA2841, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 12‑02‑2007; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JPF 2008/60
Uitspraak 12‑02‑2007
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid Bij beschikking van 6 juni 2006 is door de kantonrechter ’s-Hertogenbosch over de goederen van de saniet een bewind ex artikel 1:431 BW ingesteld met benoeming van X tot bewindvoerder. Ter zitting is een brief d.d. 4 augustus 2006 van de meerderjarigenbewindvoerder aan de saniet overgelegd. De meerderjarigenbewindvoerder geeft de saniet hierin het advies om in beroep te komen van het vonnis van 1 augustus 2006 en geeft aan binnen welke termijn en op welke wijze zij dit moet doen en wat zij in hoger beroep kan aanvoeren. Het hof is van oordeel dat de onderhavige procedure in hoger beroep niet, althans niet alleen, handelingen betreft ter zake van de onder bewind staande goederen, omdat het gaat om de beëindiging van de schuldsaneringsregeling en daarmee om al dan niet door de saniet persoonlijk nagekomen verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling. Gelet daarop is vertegenwoordiging in rechte door de bewindvoerder op grond van artikel 1:441 BW niet vereist. De saniet kan daarom in haar hoger beroep worden ontvangen.
Partij(en)
MB
12 februari 2007
Sector civiel recht
Rekestnummer R06/00925
Zaaknummer eerste aanleg 05/290 R
GERECHTSHOF ’S-HERTOGENBOSCH
Arrest
In de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna: [X.],
procureur: mr. J.W.G.M. Kral.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 1 augustus 2006, waarvan de inhoud bij [X.] bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 9 augustus 2006, heeft [X.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen, te bepalen dat de schuldsanering niet wordt beëindigd en dat haar een kans wordt gegeven - gedurende de resterende looptijd van de WNSP - haar verplichtingen na te komen en achterstanden in te lopen.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 januari 2007.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- -
[X.] bijgestaan door mr. J.W.G.M. Kral,
- -
de heer K. M. van Korlaar, bewindvoerder.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- -
de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- -
de stukken van de eerste aanleg, afkomstig van de griffie van de rechtbank 's-Hertogenbosch;
- -
het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg d.d. 4 juli 2006;
- -
de brief met bijlagen van de bewindvoerder Van Korlaar d.d. 15 augustus 2006;
- -
de brieven met bijlagen van de advocaat van [X.] d. dis 23 augustus 2006, 3 oktober 2006 en 25 januari 2007;
- -
de ter zitting overgelegde brief van mevrouw [Y.] d.d. 4 augustus 2006.
Het hof heeft geen kennis genomen van de brief d.d. 29 januari 2007 van de bewindvoerder Van Korlaar, omdat deze na de mondelinge behandeling is binnengekomen en [X.] daarvan geen kennis heeft kunnen nemen.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
Ontvankelijkheid
4.1.
Bij beschikking van 6 juni 2006 is door de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch over de goederen van [X.] een bewind ex artikel 1:431 BW ingesteld met benoeming van Obin B.V. (feitelijk mevrouw [Y.]) tot bewindvoerder.
Ter zitting is een brief d.d. 4 augustus 2006 van mevrouw [Y.] aan [X.] overgelegd. Mevrouw [Y.] geeft [X.] hierin de instructie om in beroep te komen van het vonnis van 1 augustus 2006 en geeft aan binnen welke termijn en op welke wijze zij dit moet doen en wat zij in hoger beroep kan aanvoeren.
4.1.1.
Het hof is van oordeel dat de onderhavige procedure in hoger beroep niet, althans niet alleen, handelingen betreft ter zake van de onder bewind staande goederen, omdat het gaat om de beëindiging van de schuldsaneringsregeling en daarmee om al dan niet door [X.] persoonlijk nagekomen verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling. Gelet daarop is vertegenwoordiging in rechte door de bewindvoerder op grond van artikel 1:441 BW niet vereist. [X.] kan daarom in haar hoger beroep worden ontvangen.
4.2.
Bij vonnissen van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 15 april 2005 respectievelijk 3 juni 2005 is ten aanzien van [X.] de voorlopige toepassing casu quo de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
Het saneringsplan is vervolgens bij vonnis van 6 juni 2005 vastgesteld, waarbij de looptijd is bepaald op drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop de schuldsanering van toepassing is verklaard, te weten 15 april 2005.
4.2.1.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank geoordeeld dat [X.] in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen tekort is geschoten. De rechtbank heeft ambtshalve geen toepassing gegeven aan artikel 350 lid 1 Faillissementswet (Fw) en heeft conform het advies van de rechter-commissaris het saneringsplan gewijzigd waarbij de termijn als bedoeld in artikel 343 lid 2 Fw is beperkt tot de reeds verstreken tijdsduur.
Op de voet van artikel 354 lid 2 Fw is de toepassing van de schuldsanerings-regeling op voordracht van de rechter-commissaris d.d. 9 juni 2006 beëindigd, nu [X.] in de nakoming van één of meer van haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten en gesteld noch gebleken is dat deze tekortkomingen niet aan [X.] kunnen worden toegerekend dan wel dat er sprake is van omstandigheden die aanleiding geven deze tekortkomingen buiten beschouwing te laten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schuldsanerings-regeling dient te worden beëindigd zonder toekenning van de schone lei.
4.2.2.
De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen, dat [X.] tijdens de schuldsanering nieuwe schulden heeft laten ontstaan tot een totaal van ongeveer € 5.000,--. De rechtbank is van oordeel dat deze schulden bovenmatig zijn en aan verdere voortzetting van de regeling in de weg staan. De schulden kunnen redelijkerwijs niet meer binnen de looptijd van de schuldsaneringsregeling ingelopen worden. De rechtbank heeft tevens overwogen dat er eerst een structurele verandering in het uitgavenpatroon zal dienen plaats te vinden voordat tot een wettelijke sanering van de schuldenlast kan worden overgegaan. Dat [X.] en haar partner hun goederen inmiddels onder bewind hebben laten stellen, is volgens de rechtbank een stap in de juiste richting maar kan geen uitkomst bieden in de huidige regeling. [X.] dient zich eerst in te spannen om inkomsten en uitgaven in evenwicht te brengen en aan te tonen dat zij in staat is om niet opnieuw schulden te laten ontstaan.
4.2.3.
[X.] heeft in het beroepschrift aangevoerd, dat de door de rechtbank overwogen structurele verandering in het uitgavenpatroon reeds is gerealiseerd. In het kader van het beschermingsbewind wordt zij begeleid.
De bewindvoerder mevrouw [Y.] van Obin B.V. heeft verklaard dat de financiële situatie verbeterd is en dat de achterstanden gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling ingelopen zouden kunnen worden. Deze bewindvoerder beheert de financiën en [X.] ontvangt per week € 50,-- aan leefgeld.
4.2.4.
De bewindvoerder, Van Korlaar, heeft in zijn reactie van 15 augustus 2006 op het beroepschrift onder meer melding gemaakt van een vijftal nieuwe schulden gedurende de laatste maanden, waaronder een vordering van de NEM van
€ 2.212,43. Deze schulden zijn in de periode van 14 juli 2006 tot 15 augustus 2006 bij de bewindvoerder binnengekomen.
4.2.5.
[X.] verklaart ter zitting dat zij niet weet hoe het kan dat de schuld aan de NEM het hoge bedrag van € 2.212,43 behelst. Zij stelt dat haar huis een normale woning betreft.
Zij betwist dat de door de rechtbank gestelde nieuwe schulden bovenmatig zijn. Het door de rechtbank genoemde bedrag van € 5.000,-- is volgens haar een te hoog bedrag en dient te worden verminderd tot een bedrag van rond de € 3.000,-- .
Tot dit bedrag behoort ook de schuld aan de NEM ad € 2.212,43. Deze laatste schuld zou overigens volgens haar zijn ontstaan vóórdat ze werd toegelaten tot de WSNP en betreft daarom geen nieuwe schuld. Van het geld dat zij tot nu toe heeft gespaard ad € 2.800,-- heeft zij haar nieuwe schulden (met uitzondering van de NEM) betaald.
Wat betreft haar werk stelt [X.] thans tien uur per week te werken (vijf dagen per week twee uur per avond. De bewindvoerder, mevrouw [Y.], heeft haar verteld dat ze meer uren moet gaan werken. Naast de twee uren die zij in de avonduren werkt staat zij als oproepkracht voor overdag ingeschreven bij haar werkgever. Verder heeft zij niet gesolliciteerd. Zij staat niet ingeschreven bij uitzendbureaus.
[X.] meent tot slot dat zij haar uitgavenpatroon heeft aangepast, zoals de rechtbank verlangt.
4.2.6.
De bewindvoerder, Van Korlaar, verklaart ter zitting dat de schuld aan de NEM is ontstaan bij de wisseling door [X.] van energieleverancier.
De door de bewindvoerder, mevrouw [Y.], in haar brief van 24 januari 2007 genoemde voorgenomen betalingsregeling is nieuw voor hem. Hij leidt uit de brief d.d. 24 januari 2007 van mevrouw [Y.] af dat thans de kleinere schulden zijn voldaan.
Wat betreft sollicitaties meldt hij geen bewijsstukken te hebben ontvangen. Hij heeft zonder resultaat sollicitatieformulieren aan [X.] verzonden.
Hij meent tot slot dat er weinig is verbeterd in de situatie.
4.3.
Het hof oordeelt als volgt.
4.3.1.
Voorop staat dat uit de schuldsaneringsregeling op de schuldenaar rustende verplichtingen voortvloeien, die hun grond vinden in de doelstelling van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te kunnen gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling gevergd wordt.
4.3.2.
Als maatstaf voor de vraag of grond bestaat tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling geldt of, in het licht van de overige omstandigheden van het geval, het niet voldoen aan verplichtingen op grond van de WSNP een duidelijke aanwijzing vormt dat bij de schuldenaar de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsanerings- regeling ontbreekt. Een en ander is ingevolge artikel 354 lid 1 Fw mede van belang voor de verlening van de 'schone lei'.
4.3.3.
Het hof neemt de volgende omstandigheden in aanmerking.
Eén van de tekortkomingen betreft het ontstaan van nieuwe schulden tijdens de schuldsaneringsregeling. Uit de stukken is gebleken dat één van de grootste nieuwe schulden (NEM ad € 2.212,43 ) wel degelijk is ontstaan op of rond april 2006 en dus tijdens de schuldsaneringsregeling.
Ondanks het feit dat een gedeelte van de kleinere nieuwe schulden is betaald door [X.] en dat er voor de schuld aan de NEM een betalingsregeling zal worden getroffen meent het hof dat deze nieuwe schulden in zijn totaliteit bovenmatig zijn of nu wordt uitgegaan van een totaal van € 3.000,-- of van € 5.000,--.
Dat [X.] reeds bij een verhoor door de rechter-commissaris op 2 december 2005 door de rechtbank is gewaarschuwd voor de gevolgen van het ontstaan van nieuwe schulden speelt hierbij tevens een rol.
De andere tekortkoming betreft de sollicitatieplicht. [X.] werkt thans nog maar 10 uur per week. Tijdens de procedure in eerste aanleg was dit 32 uur per week. Ten tijde van het genoemde verhoor is [X.] gewezen op haar inspanningsverplichting om meer uren te werken.
Zij staat ingeschreven bij haar werkgever voor meer uren, maar verder is niet gebleken dat zij zich heeft ingezet om meer uren te kunnen gaan werken.
Ook heeft zij de sollicitatieformulieren van de bewindvoerder niet ingevuld teruggezonden.
Het feit dat een beschermingsbewind is ingesteld, ziet het hof als een stap in de goede richting. Ondanks het beschermings bewind en de aansporing van mevrouw [Y.] heeft [X.] echter onvoldoende voldaan aan haar inspanningsplicht om meer uren te gaan werken. Uitsluitend de inschrijving bij haar werkgever acht het hof beslist onvoldoende.
4.3.4.
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de toepassing van de schuld-saneringsregeling ten aanzien van [X.] beëindigd dient te worden zodat de termijn gedurende welke de schuldsaneringsregeling van toepassing is terecht is verkort. Het hof stelt vast dat Pijenburg toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen en het acht geen termen aanwezig te bepalen dat deze tekortkomingen gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijven.
4.3.5.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. Smeenk-van der Weijden, Bijleveld-van der Slikke, Everaars-Katerberg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 12 februari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.