Einde inhoudsopgave
Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Overijssel
Artikel 4.5 Vrijstelling vergunningplicht
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Bronpublicatie:
13-09-2006, Provinciaal blad van Overijssel 2006, 131 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: PS/2006/445)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-09-2006, Provinciaal blad van Overijssel 2006, 131 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: PS/2006/445)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Ruimtelijke ordening
1.
Een vergunning tot het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 14, eerste lid van de Grondwaterwet is niet vereist ten aanzien van:
- a.
een inrichting, niet zijnde een inrichting als bedoeld in onderdeel b tot en met e, voor zover de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 10 m3 per uur en niet meer bedraagt dan 5.000 m3 per kwartaal;
- b.
inrichtingen die uitsluitend worden gebruikt voor het droog houden van een bouwput ten behoeve van bouwkundige of civieltechnische werken en inrichtingen die bij wijze van proef of ten behoeve van grondsanering grondwater onttrekken, waarbij:
- •
de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 50.000 m3 per aaneengesloten periode van 30 dagen met een maximum van 200.000 m3 per periode van zes maanden, en
- •
de onttrekking niet langer duurt dan zes maanden;
- c.
inrichtingen ten behoeve van noodvoorzieningen;
- d.
inrichtingen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend worden gebruikt voor beregenings- of bevloeiingsdoeleinden en waarbij de onttrekkingscapaciteit van de inrichting meer bedraagt dan 10 m3 per uur en niet meer bedraagt dan 60 m3 per uur;
- e.
inrichtingen die uitsluitend worden gebruikt voor grondwatersanering en waarbij de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 50.000 m3 per maand met een maximum van 200.000 m3 per jaar.
2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid bestaat wel vergunningplicht ten aanzien van de in dat lid aangeduide inrichtingen, ongeacht de te onttrekken hoeveelheid grondwater, die dienen voor het onttrekken van grondwater op een diepte van meer dan 50 meter beneden het maaiveld en zijn gelegen in het gebied, zoals aangegeven op bijlage 1.