Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/248
248 De afwijzingsgronden zijn niet van toepassing
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS453444:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Voetnoten
Voetnoten
Zie ook nr. 6 van de toelichting op het cassatiemiddel in HR 20 oktober 1995, ECLI:NL:HR:1995: ZC1851, NJ 1996, 120, m.nt. J.M.M. Maeijer (Perrier/Marceau).
In Hof Amsterdam 16 juli 1992, ECLI:NL:GHAMS:1992:AD1714, NJ 1993, 159 oordeelde het hof dat er geen reden bestond om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen vanwege het stadium waarin de hoofdzaak verkeerde. Gevaar voor verlies van bewijs – een concreet gevaar dat een getuige onbereikbaar wordt of serieuze gezondheidsproblemen heeft – zou echter tot toewijzing van het verhoor ten aanzien van de getuigen hebben geleid.
De gevolgen van het niet toestaan van een voorlopig getuigenverhoor van – overigens alleen – de betreffende (mogelijk) wegvallende getuige zijn verstrekkend. De getuige zal immers tijdens de hoofdzaak (mogelijk) niet meer kunnen worden gehoord en zijn getuigenis zal dan niet kunnen bijdragen aan het bewijs. Kortom, bij gevaar voor verlies van bewijs loopt de waarheidsvinding een reëel en direct gevaar. De regel dat het voorlopig getuigenverhoor op vier afwijzingsgronden kan worden afgewezen, dient daarom naar mijn mening niet te gelden als de rechter gevaar voor verlies van bewijs aanwezig acht.1 Bij gevaar voor verlies van bewijs moet naar mijn mening aansluiting worden gezocht bij de beoordeling van het Duitse selbständige Beweisverfahren (zie par. 3.2, met name nr. 48): een voorlopig getuigenverhoor moet worden toegewezen, tenzij de verklaring van de getuige met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet op enigerlei wijze en op enig moment zal kunnen bijdragen aan de beslissing in de hoofdzaak. Zo kan bijvoorbeeld tijdens een aanhangige hoofdzaak een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor van een terminaal zieke getuige niet worden afgewezen op grond van strijd met de goede procesorde vanwege het stadium van de procedure.2 Ook dient in de wet, naar Duits voorbeeld, een bepaling te worden opgenomen inhoudende dat een vertegenwoordiger van de belangen van een onbekende wederpartij moet worden benoemd in de beschikking waarbij het voorlopig getuigenverhoor wordt toegewezen. Deze vertegenwoordiger dient aanwezig te zijn tijdens de verhoren en moet in staat gesteld worden vragen te stellen aan de getuige. Vragen waarop het antwoord in het belang van de wederpartij kan zijn en die door de rechter en door de verzoeker niet worden gesteld, blijven dan niet – voor altijd – onbeantwoord. Aan de belangen van de (dan nog) onbekende wederpartij wordt zo tegemoetgekomen.