Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël
Artikel 12
Geldend
Geldend vanaf 01-09-1985
- Bronpublicatie:
25-04-1984, Trb. 1984, 65 (uitgifte: 03-07-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-1985
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-1985, Trb. 1985, 96 (uitgifte: 01-01-1985, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Wanneer een persoon achtereenvolgens aan de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen onderworpen is geweest, heeft hij uitsluitend recht op uitkeringen voorzien in de wetgeving van de Verdragsluitende Partij die op haar van toepassing was op het tijdstip waarop de gebeurtenis die de arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit heeft veroorzaakt, heeft plaatsgevonden, en overeenkomstig deze wetgeving.
De kosten van deze uitkeringen komen voor rekening van het bevoegde verzekeringsorgaan.
2.
Indien de betrokkene niet voldoet aan de voorwaarden van de wetgeving van de Verdragsluitende Partij, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, ontvangt hij de uitkeringen waarop hij nog recht heeft krachtens de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij.
De kosten van deze uitkeringen komen voor rekening van het verzekeringsorgaan van laatstbedoelde Partij.
3.
In geval van toeneming van de invaliditeit waarvoor een persoon uitkeringen geniet
- a)
krachtens de wetgeving van Israël, terwijl hij op het grondgebied van Nederland woont, neemt het Israëlische bevoegde verzekeringsorgaan die toeneming niet in aanmerking;
- b)
krachtens de wetgeving van Nederland, terwijl hij op het grondgebied van Israël woont, neemt het Nederlandse bevoegde verzekeringsorgaan die toeneming in aanmerking overeenkomstig de Nederlandse wetgeving.
4.
Bijzondere voorzieningen voor gehandicapten, onderhoudsuitkeringen voor gehandicapte kinderen van een verzekerde, beroepsrevalidatie voor een gehandicapte, beroepsscholing en een onderhoudsuitkering voor zijn/haar echtgeno(o)t(e), voorzien in de Israëlische wetgeving, worden aan een persoon als bovengenoemd verleend, mits hij/zij in Israël woont en zolang hij/zij daadwerkelijk in Israël verblijft.