Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag)
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 07-10-1977
- Bronpublicatie:
05-10-1973, Trb. 1976, 101 (uitgifte: 08-07-1976, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-10-1977
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-10-1977, Trb. 1977, 144 (uitgifte: 10-10-1977, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
(1)
Voor rechtsvorderingen, die zijn ingesteld tegen de aanvrager van een Europees octrooi en zijn gericht op het doen gelden van de aanspraak op verlening van het Europees octrooi voor een of meer in de Europese octrooiaanvrage aangewezen Verdragsluitende Staten, wordt de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de Verdragsluitende Staten bepaald overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 6.
(2)
In de zin van dit Protocol worden met de rechterlijke instanties gelijkgesteld de autoriteiten die volgens het nationale recht van een Verdragsluitende Staat bevoegd zijn te beslissen over rechtsvorderingen als in het eerste lid bedoeld. De Verdragsluitende Staten delen het Europees Octrooibureau mede aan welke autoriteiten een dergelijke bevoegdheid is verleend; het Europees Octrooibureau doet hiervan mededeling aan de andere Verdragsluitende Staten.
(3)
In de zin van dit Protocol wordt onder de Verdragsluitende Staten verstaan de Staten die Partij zijn bij het Verdrag en die de toepassing van dit Protocol niet hebben uitgesloten op grond van artikel 167 van het Verdrag.