Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende Akten
Artikel 10
Geldend
Geldend vanaf 01-05-1999
- Bronpublicatie:
02-10-1997, Trb. 1998, 11 (uitgifte: 22-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-08-2002, Trb. 2002, 153 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het schrappen of intrekken in dit Deel van vervallen bepalingen en het aanpassen van sommige bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie zoals deze van kracht waren vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag van Amsterdam, laten de rechtsgevolgen van de bepalingen van de drie eerstgenoemde Verdragen, in het bijzonder de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de daarin gestelde termijnen, en van de bepalingen van de Toetredingsverdragen onverlet.
2.
De rechtsgevolgen van de op basis van die Verdragen vastgestelde en van kracht zijnde akten, blijven onverlet.
3.
Hetzelfde geldt met betrekking tot het intrekken van de Overeenkomst van 25 maart 1957 betreffende bepaalde instellingen welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben en van het Verdrag van 8 april 1965 tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben.