Rb. 's-Hertogenbosch, 07-08-2008, nr. 01/840609-07
ECLI:NL:RBSHE:2008:BD9381
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
07-08-2008
- Zaaknummer
01/840609-07
- LJN
BD9381
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2008:BD9381, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 07‑08‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 07‑08‑2008
Inhoudsindicatie
Het heimelijk filmen van seksuele handelingen is een onaanvaardbare inbreuk op iemands privacy en is dan ook in strijd met sociaal-ethische normen. Het kan daarom worden gekwalificeerd als ontuchtige handeling in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/840609-07
Datum uitspraak: 7 augustus 2008
Verkort vonnis van de politierechter ’s-Hertogenbosch, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 april 2008 en 24 juli 2008.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 februari 2008.
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 24 juli 2008, ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 01 december 2006 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, door een feiteljkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het maken van (een) filmopnamen van die [slachtoffer], terwijl zij seksuele handelingen verrichtten en/of geslachtsgemeenschap had met [persoon 1], althans een ander) en bestaande die feitelijkheid uit het (terwijl die [slachtoffer] seksuele handelingen verrichte en/of geslachtsgemeenschap had) onverhoeds en heimelijk boven de deur (van de ruimte waarin die seksuele handelingen plaats vonden) houden van zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s) hand met daarin een GSM-telefoon voorzien van een camera en/of (vervolgens) het filmen met die camera (van die telefoon) van die seksuele handelingen;
art. 246 Wetboek van Strafrecht
- 2.
hij in de periode van 01 december 2006 tot en met 15 december 2006 te ’s-Hertogenbosch,
in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk door middel van het verspreiden van afbeeldingen (filmbeelden) de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel (telkens) filmbeelden van [slachtoffer], geboren op 19 augustus 1989 en dus die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarop die [slachtoffer] seksuele handelingen verricht en/of geslachtsgemeenschap heeft met [betrokkene 1], verspreid en/of beschikbaar gesteld en/of getoond aan [betrokkene 2] en/of [medeverdachte] en/of [betrokkene 4] en/of een ander of anderen dan verdachte;
art. 261 lid 1 en 2 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de politierechter.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de politierechter bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsoverweging.
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat het filmen van verdachte niet kan worden gekwalificeerd als ontucht in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. Daarmee zou het begrip ontucht te zeer worden opgerekt. Ook acht hij niet bewezen dat verdachte de opzet heeft gehad seksuele handelingen te filmen. Hij wist niet dat er achter de deur van aangeefster seks werd bedreven. Evenmin is er sprake geweest van dwang. Op de bij de stukken gevoegde dvd is niet te zien dat aangeefster en haar vriend schrikken als ze merken dat ze worden gefilmd.
De politierechter verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
De politierechter stelt voorop dat blijkens de wetsgeschiedenis ontucht in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht betrekking heeft op handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met sociaal-ethische normen. Daarvoor is volgens vaste jurisprudentie niet vereist dat verdachte zelf deelneemt aan de seksuele activiteit. Het heimelijk filmen van seksuele handelingen is een onaanvaardbare inbreuk op iemands privacy en gaat voorbij aan het schaamtegevoel van de gefilmde persoon. Het gedrag van verdachte is dan ook zonder meer in strijd met sociaal-ethische normen en kan derhalve worden gekwalificeerd als ontuchtige handeling in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
De politierechter acht bewezen dat het opzet van verdachte was gericht op het filmen van seksuele handelingen van aangeefster en [betrokkene 1] (hierna: betrokkene). Verdachte zelf heeft tegenover de politie verklaard: "Ik vond het voor de hand liggen wat ze aan het doen waren. Dan bedoel ik dat ze mogelijk samen seks hadden"(eind p-v, p. 60). [medeverdachte 1] heeft verklaard: "Volgens mij gingen ze neuken. [slachtoffer] gaf vage hints dat wij weg moesten gaan. Ik had echt het gevoel dat [betrokkene 1] en [slachtoffer] seks wilden hebben. Ik ging er gewoon vanuit dat ze seks hadden" (p. 56). En [betrokkene 2] heeft verklaard: "We hoorden geluiden waardoor ik de indruk kreeg dat [betrokkene 1] en [slachtoffer] seks hadden in de kamer van [betrokkene 1]. Het leek ons grappig [persoon 1] te kutten door hem te filmen als hij seks had" (p. 36).
Gelet op deze verklaringen acht de politierechter op z'n minst het voorwaardelijk opzet op het filmen van seksuele handelingen van betrokkenen bewezen.
Ten laste is gelegd dat aangeefster is gedwongen het maken van de filmopnamen te dulden. Ook deze dwang acht de politierechter wettig en overtuigend bewezen.
Vast staat dat verdachte en zijn mededaders de seksuele handelingen van betrokkenen heimelijk hebben gefilmd. Dit heimelijk met verdachtes gsm filmen - een feitelijkheid in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht - hebben betrokkenen onverhoeds ondergaan. Het was immers zo strijdig met wat in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat zij dit niet behoefden te verwachten. Zouden zij hebben geweten dat ze werden gefilmd, dan zouden ze de seksuele handelingen niet hebben verricht. Dit blijkt uit het feit dat ze onmiddellijk daarmee zijn gestopt toen ze bemerkten dat ze werden gefilmd. Dat betrokkenen niet wilden dat ze werden gadegeslagen blijkt ook uit het feit dat ze zich hadden teruggetrokken in de kamer vande heer [betrokkene 1] en de deur hadden afgesloten.
Gelet hierop is de politierechter van oordeel dat het filmen door verdachte is gebeurd tegen de wil van aangeefster. Daaraan doet niet af dat betrokkenen aanvankelijk niet hebben bemerkt dat ze werden gefilmd.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat aangeefster de ontuchtige handeling tegen haar wil onderging (het causaliteitsvereiste). Naar het oordeel van de politierechter blijkt dit opzet reeds uit het feit dat verdachte welbewust heimelijk heeft gefilmd.
De bewezenverklaring.
De politierechter acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
- 1.
hij op 1 december 2006 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het maken van een filmopname van [slachtoffer], terwijl zij seksuele handelingen verrichtten en/of geslachtsgemeenschap had met [betrokkene 1] en bestaande die feitelijkheid uit het (terwijl die [slachtoffer] seksuele handelingen verrichtte en/of geslachtsgemeenschap had) onverhoeds en heimelijk boven de deur (van de ruimte waarin die seksuele handelingen plaats vonden) houden van zijn, verdachtes hand met daarin een GSM-telefoon voorzien van een camera en vervolgens het filmen met die camera (van die telefoon) van die seksuele handelingen.
- 2.
hij in de periode van 1 december 2006 tot en met 15 december 2006 te ’s-Hertogenbosch,
telkens opzettelijk door middel van het verspreiden van afbeeldingen (filmbeelden) de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel filmbeelden van [slachtoffer], geboren op 19 augustus 1989 en dus die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarop [slachtoffer] seksuele handelingen verricht en/of geslachtsgemeenschap heeft met [betrokkene 1], verspreid en/of getoond aan [betrokkene 2] en [medeverdachte] en [betrokkene 4].
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de politierechter niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
22c, 22d, 24c, 36f, 47, 57, 246 en 261 van het Wetboek van Strafrecht.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Een werkstraf van 50 uur subsidiair 25 dagen hechtenis. Oplegging van de schadevergoedingsmaatregel € 350,00 subsidiair 7 dagen hechtenis, alsmede toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de politierechter oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Daarbij is in het bijzonder rekening gehouden met:
- -
de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare
feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor
soortgelijke feiten worden opgelegd;
- -
de omstandigheid dat na het tijdstip waarop het bewezen verklaarde heeft plaatsgevonden inmiddels geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte voor zover thans bekend in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
De politierechter zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten zijn toegebracht aan benadeelde en de politierechter het wenselijk acht dat de Staat daadwerkelijk schadevergoeding aan de benadeelde bevordert. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is voldaan.
De politierechter zal daarbij bepalen dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2008 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten door de handelingen van verdachte immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 350,00 (zegge: driehonderdvijftig euro) kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2008 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De politierechter zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil ter zake van kosten rechtsbijstand overeenkomstig het liquidatietarief kantonzaken.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Aan verdachte worden meerdere wijzen van vergoeding van dezelfde schade opgelegd. In verband hiermee zal de politierechter bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde zal zijn gekweten tot het bedrag waarvoor verdachte en/of (een) van zijn mededader(s)/medeplichtige(n) hebben voldaan aan een van de hiervoor genoemde wijzen van schadevergoeding.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. Medeplegen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
(art. 246 juncto artikel 47 lid 1 aanhef en onder 1° van het Wetboek van Strafrecht).
- 2.
Smaadschrift, meermalen gepleegd.
(art. 261 lid 2 juncto art. 57 van het Wetboek van Strafrecht).
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 50 uren, te vervangen door 25 dagen hechtenis indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 350,00 (zegge: driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2008 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn
mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
De vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 350,00 (zegge: driehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2008 tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of (een van)zijn mededader(s)/medeplichtige(n) heeft/hebben voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. Van Dellen, politierechter,
in tegenwoordigheid van J. de Volder, griffier,
en is uitgesproken op 7 augustus 2008.