Hof Amsterdam, 03-06-2014, nr. 200.135.990/01
ECLI:NL:GHAMS:2014:3635
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
03-06-2014
- Zaaknummer
200.135.990/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2014:3635, Uitspraak, Hof Amsterdam, 03‑06‑2014; (Verwijzing na Hoge Raad)
Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHLEE:2012:BX0456
- Wetingang
art. 900 Burgerlijk Wetboek Boek 7
Uitspraak 03‑06‑2014
Inhoudsindicatie
Na verwijzing door de Hoge Raad hebben partijen vooralsnog overeenstemming bereikt met betrekking tot de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw, welke overeenstemming is vastgelegd in een vaststellingovereenkomst. Partijen verzoeken de inhoud van de vaststellingsovereenkomst op te nemen in deze beschikking.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civielrecht recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 3 juni 2014
Zaaknummer: 200.135.990/01
Zaaknummer eerste aanleg: 84894 / FA RK 11-362
in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te […],
appellant,
advocaat: mr. A.B. Sluijs te Leiden,
tegen
[…],
wonende te […],
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.J.C. Schutte te Groningen.
1. Het geding in hoger beroep
1.1.
Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2.
De Hoge Raad der Nederlanden (hierna: de Hoge Raad) heeft bij beschikking van 27 september 2013 (zaaknummer C 12/04622) de beschikking van het gerechtshof Leeuwarden van 28 juni 2012 (zaaknummer 200.096.142) vernietigd en de zaak verwezen naar dit hof ter verdere behandeling en beslissing.
1.3.
Voor het verloop van de procedure tot de beschikking van de Hoge Raad verwijst het hof naar rechtsoverweging 1 van voormelde beschikking van de Hoge Raad.
1.4.
Bij de griffie van dit hof is op 28 april 2014 een faxbrief van de vrouw binnengekomen.
1.5.
Bij de griffie van dit hof is op 28 april 2014 een faxbrief van de man binnengekomen.
1.6.
De mondelinge behandeling van de zaak, die was voorzien op 6 mei 2014, heeft op verzoek van partijen niet plaatsgevonden.
2. Feiten
2.1.
De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd [in] 1977. Hun huwelijk is op 7 juli 1997 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 19 maart 1997 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Bij echtscheidingsconvenant van 7 oktober 1996 zijn partijen, voor zover thans van belang, het navolgende overeengekomen:
- -
de man zal als uitkering tot levensonderhoud van de vrouw ƒ 5.500,- bruto per maand betalen, alsmede een bedrag van ƒ 3.000,- bruto per jaar als vakantiegeld voor het eerst te betalen in de maand mei 1995;
- -
zij over en weer afstand doen van hun recht tot nietigverklaring, vernietiging en wijziging of ontbinding van deze overeenkomst.
2.3.
Bij de echtscheidingsbeschikking van 19 maart 1997 is de man veroordeeld om aan de vrouw als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud een bedrag van ƒ 5.500,- per maand (thans € 2.840,07) alsmede ƒ 3.000,- (thans € 1.549,13) per jaar als vakantiegeld te voldoen, conform hetgeen partijen in het echtscheidingsconvenant waren overeengekomen.
2.4.
Bij beschikking van 27 juli 2011, zaaknummer 84894 / FA RK 11-362 (hierna: de bestreden beschikking), heeft de rechtbank Assen de man veroordeeld tot betaling van een bedrag aan achterstallige alimentatie en vakantiegeld van in totaal € 38.470,04 (tot en met de maand februari 2011) en met ingang van 1 maart 2011 tot betaling van een maandelijks aan de vrouw uit te keren bijdrage van € 2.840,07, jaarlijks te vermeerderen met de in de maand mei te betalen bruto bijdrage van € 1.549,13 aan vakantiegeld.
2.5.
Bij beschikking van het gerechtshof Leeuwarden van 28 juni 2012 is de bestreden beschikking bekrachtigd
2.6.
De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 27 september 2013, voor zover thans nog van belang, de beschikking van het hof Leeuwarden van 28 juni 2012 vernietigd en het geding naar dit hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing.
3. Beoordeling van het hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad
3.1.
Bij de onder 1.4 vermelde faxbrief heeft de advocaat van de vrouw aan het hof meegedeeld dat partijen overeenstemming hebben bereikt met betrekking tot de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw, welke overeenstemming is vastgelegd in een door de vrouw op 16 april 2014 en door de man op 23 april 2014 ondertekende vaststellingsovereenkomst die als bijlage bij genoemde brief is gevoegd. Partijen verzoeken de inhoud van de vaststellingsovereenkomst op te nemen in deze beschikking, met verdere verzoeken zoals hierna in het dictum te melden. Het hof gaat er daarbij van uit dat de man zijn verzoek in hoger beroep dienovereenkomstig heeft aangepast.
3.2.
De advocaat van de man heeft middels de onder 1.5 vermelde faxbrief bevestigd dat tussen partijen overeenstemming is bereikt conform de vaststellingsovereenkomst.
3.3.
Nu partijen overeenstemming hebben bereikt met betrekking tot de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw, zal het hof dienovereenkomstig beslissen.
3.4.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, en opnieuw rechtdoende:
bepaalt, met betrekking tot de uitkering tot levensonderhoud ten behoeve van de vrouw, met wijziging in zoverre van het tussen partijen op 7 oktober 1996 gesloten convenant en van de echtscheidingsbeschikking van 19 maart 1997, dat de regeling, zoals tussen partijen is overeengekomen in de door de vrouw op 16 april 2014 en door de man op 23 april 2014 ondertekende, aan deze beschikking gehechte vaststellingsovereenkomst, als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd en deel uitmaakt van deze beschikking;
veroordeelt de man binnen veertien dagen na heden aan de vrouw een bedrag van € 25.000,- bruto te voldoen, alsmede met ingang van 1 november 2015 - in de periode van 1 november 2015 tot 1 oktober 2018 en aldus gedurende een periode van 35 maanden - maandelijks bij vooruitbetaling aan de vrouw een bedrag van € 1.000,- bruto per maand te voldoen, waarbij de bepalingen en voorwaarden die partijen zijn overeengekomen en hebben vastgelegd in de aan deze beschikking gehechte vaststellingsovereenkomst van toepassing zijn;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. R.G. Kemmers en mr. E.A. Maan in tegenwoordigheid van mr. S.E. Harenberg als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2014.