AB 2018/44
Onder welke omstandigheden moet een belanghebbende de mogelijkheid krijgen om een contra-expertise te laten verrichten?
HR 15-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2383, m.nt. A.M.L. Jansen en L.M. Koenraad
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 september 2017
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heijsterkamp, G. Snijders, M.V. Polak, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
17/02162
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Noot
A.M.L. Jansen en L.M. Koenraad
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS928126:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Bestuursprocesrecht / Beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2383, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑09‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:916, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑06‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑04‑2017
- Wetingang
Art. 3:2, 8:47 Awb; art. 16 lid 4, art. 17 lid 2 Wet Bopz
Essentie
De rechtbank heeft ten onrechte geweigerd om een contra-expertise te laten verrichten, omdat de belanghebbende geen inzage heeft gehad in de rapporten die relevant waren voor de te nemen beslissing.
Samenvatting
In Bopz-zaken is de vraagstelling van het geneeskundig onderzoek dat aan de verklaring ten grondslag ligt, bij voorbaat gegeven. De vraagstelling volgt uit de wet. Het formulier waarop de rapportage van het geneeskundig onderzoek in Bopz-zaken wordt uitgebracht is vastgesteld door de Minister van VWS in overeenstemming met de Minister van Justitie en kenmerkt zich door een vaste rubricering van de vraagstelling. De patiënt kan aan de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.