RFR 2024/32
Kan de eenvoudige gemeenschap een grondslag vormen voor het ontstaan van vergoedingsrechten tussen informele samenlevers ter zake van ongelijke bijdragen aan de financiering van het gemeenschappelijke goed?
HR 17-11-2023, ECLI:NL:HR:2023:1571
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 november 2023
- Magistraten
Mrs. G. de Groot, M.J. Kroeze, T.H. Tanja-van den Broek, F.R. Salomons, K. Teuben
- Zaaknummer
22/00474
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS944968:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1571, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑11‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:132, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 27‑01‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑04‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑03‑2022
- Wetingang
Art. 3:166, 3:172 BW
Essentie
Relatievermogensrecht, informele samenlevers. Verjaring.
Kan de eenvoudige gemeenschap een grondslag vormen voor het ontstaan van vergoedingsrechten tussen informele samenlevers ter zake van ongelijke bijdragen aan de financiering van het gemeenschappelijke goed? Heeft het hof de arresten van de Hoge Raad van 21 april 2006 en 10 mei 2019 juist uitgelegd?
Samenvatting
De vrouw en de man hebben lange tijd op basis van een affectieve relatie samengewoond. Zij hadden aanvankelijk ieder een eigen woning. De vrouw heeft haar woning in 2002 verkocht. De opbrengst van haar woning bedroeg € 65.535,07. De vrouw en de man hebben op 8 oktober ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.