JWB 2002/276
Aanvulling van feitelijke gronden van het verweer door het Hof; reikwijdte van de exoneratieclausule, tekortkoming in de verplichting tot herstel.
HR 12-07-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2377
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 juli 2002
- Zaaknummer
C00/205HR
- LJN
AE2377
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE2377, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑07‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE2377, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑07‑2002
- Wetingang
art. 6:2 BW; art. 6:74 BW; art. 6:231 BW; art. 6:233 BW; art. 6:237 BW; art. 6:248 BW; art. 25 Rv; art. 48 Rv (oud); art. 24 Rv; art. 149 Rv; art. 176 Rv (oud)
Essentie
Aanvulling van feitelijke gronden van het verweer door het Hof; reikwijdte van de exoneratieclausule, tekortkoming in de verplichting tot herstel.
Samenvatting
Casus
Op 31 januari 1992 koopt eiser een koelinstallatie van KBB. De koelinstallatie wordt door KBB in september in het bedrijf van eiser geplaatst. Direct daarna heeft eiser klachten over de werking van de installatie. Uiteindelijk slaagt KBB erin om de klachten te verhelpen. Vanaf juni 1993 werkt de koelinstallatie probleemloos. Eiser vordert schadevergoeding wegens het niet goed functioneren van de installatie en de inadequate reactie en adviezen van KBB. KBB betwist de schade en beroept zich ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.