Rb. Utrecht, 20-01-2012, nr. 16/710911-10
ECLI:NL:RBUTR:2012:BV1330
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
20-01-2012
- Zaaknummer
16/710911-10
- LJN
BV1330
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2012:BV1330, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 20‑01‑2012; (Raadkamer)
Uitspraak 20‑01‑2012
Inhoudsindicatie
verzoek beeindiging van de strafzaak afgewezen
Partij(en)
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/710911-10
Rekestnummer: 11/1394
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het op 12 augustus 2011 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift op grond van het bepaalde in artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van
[verzoeker], (hierna te noemen: verzoeker),
geboren [1990] te [geboorteplaats] (Turkije),
domicilie kiezende te Veenendaal, Scheepjeshof 122, ten kantore van diens raadsvrouw,
mr. E.D. van Elst,
Het verzoekschrift is in raadkamer behandeld op 19 april 2011 en 17 mei 2011.
Gehoord zijn de officier van justitie, de raadsvrouw van verzoeker en, de moeder van het slachtoffer [slachtoffer 1], slachtoffer [slachtoffer 2] en zijn vader.
Verzoeker is, alhoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Het verzoekschrift strekt er toe dat de rechtbank verklaart dat de zaak onder bovenvermeld parketnummer tegen verzoeker als verdachte is geëindigd.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het dossier in de strafzaak tegen verzoeker als verdachte (met bovenvermeld parketnummer), van voornoemd verzoekschrift en van het schriftelijk advies van de officier van justitie d.d. 29 november 2011.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het onderhavige verzoek uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
Verzoeker wordt verdacht van betrokkenheid bij drie gewelddadige berovingen. In verband daarmee is verzoeker op 18 mei 2010 in verzekering gesteld. Op 8 juli 2010 is de voorlopige hechtenis van verzoeker door de rechtbank opgeheven. Het openbaar ministerie is in appel gegaan van deze beslissing bij het gerechtshof. Het gerechtshof heeft de beslissing van de rechtbank op 4 augustus 2010 bevestigd.
Op 19 april 2011 en 17 mei 2011 is een eerder verzoek ex artikel 36 Sv behandeld. Dit verzoek is bij beschikking van deze rechtbank d.d. 31 mei 2011 afgewezen.
Overwegingen
Maatstaf bij de beoordeling van het verzoek is of in de zaak van verzoeker, die nog niet formeel geëindigd is, er niettemin gezegd kan worden dat de vervolging niet wordt voortgezet.
De officier van justitie heeft in het schriftelijk advies en in raadkamer het volgende aangevoerd. Verzoeker wordt verdacht van betrokkenheid bij een drietal zeer gewelddadige berovingen. Deze feiten hadden en hebben enorme impact op de veiligheidsbeleving van de inwoners van Veenendaal in het algemeen en op de slachtoffers van deze feiten in het bijzonder. De feiten hebben gezorgd voor grote maatschappelijk onrust in de gemeente Veenendaal.
Gezien de ernst en impact van de feiten en de omvang van het onderzoek heeft het politiedistrict Heuvelrug en het Openbaar Ministerie een aanvraag voor een review gedaan bij de leiding van de politie Utrecht. Deze aanvraag is gehonoreerd. Dat betekent dat een analyse, door nog niet eerder bij het onderzoek betrokken politiemedewerkers, zal plaatsvinden van de bestaande onderzoeksinformatie, met het oog op de vervolgings-beslissing. Tevens zal worden bekeken of dit een andere zienswijze oplevert. De verwachting was dat de review eind juli 2011 zou zijn afgerond. Door de vakantieperiode en vanwege het feit dat de review meer werk kostte dan verwacht, is deze onlangs afgerond. De review heeft geleid tot de noodzaak van nader forensisch onderzoek. Dit onderzoek zal breed worden ingezet. Het NFI verwacht daarvoor 6 tot 9 maanden nodig te hebben. De vervolging is derhalve nog niet geëindigd .
In raadkamer hebben de slachtoffers en/of hun vertegenwoordiger kort uiteen gezet welke gevolgen het feit voor hen heeft gehad en nog steeds heeft.
Namens verzoeker is in het verzoekschrift en in raadkamer het volgende aangevoerd.
Verzoeker wordt verdacht van betrokkenheid bij een aantal strafbare feiten, die zowel in de landelijke als de plaatselijke media aan de orde zijn geweest. De woonplaats van verzoeker, Veenendaal, is een kleine gemeenschap, in die zin dat het inmiddels algemeen bekend is dat verzoeker één van de verdachten is die voor de berovingen in detentie heeft gezeten. De zaak komt ook met regelmaat in de media. Verzoeker wordt hierop regelmatig aangesproken. Het is hem ook tot nu toe niet mogelijk gebleken om een dienstbetrekking te vinden. Verzoeker heeft er belang bij dat aan een voor hem onzekere situatie een einde komt.
Daarnaast heeft de officier van justitie onvoldoende aangegeven waaruit het onderzoek jegens verzoeker zou moeten bestaan. Tot slot laat artikel 255 Sv alsnog de mogelijkheid open om verzoeker in rechte te betrekken als onderzoek nieuwe bezwaren tegen verzoeker zou opleveren.
De rechtbank overweegt als volgt.
Maatstaf bij de beoordeling van het verzoek is of in de zaak van verzoeker, die nog niet formeel geëindigd is, er niettemin gezegd kan worden dat de vervolging niet wordt voortgezet. De rechtbank merkt hierbij op dat de omstandigheid dat de raadkamer geen ernstige bezwaren ten aanzien van de voorlopige hechtenis aannemelijk heeft geacht, nog niet betekent dat de gehele verdenking ten aanzien van verzoeker komt te vervallen.
De officier van justitie heeft in raadkamer aangevoerd dat een breed forensisch onderzoek zal worden ingezet, dat vanzelfsprekend niet alleen op de huidige verdachten is gericht en dat naar verwachting 6 tot 9 maanden zal duren.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op hetgeen de officier van justitie in raadkamer heeft aangevoerd, thans niet geoordeeld kan worden dat de vervolging niet wordt voortgezet.
Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank wijst af het verzoek.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 20 december 2011
door mr. G. Perrick, rechter, als lid van de enkelvoudige raadkamer, in tegenwoordigheid van drs. M.G.M. van Rijnstra, griffier.