Rb. Noord-Holland, 31-08-2022, nr. 9811758 CV EXPL 22-1877
ECLI:NL:RBNHO:2022:7537
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
31-08-2022
- Zaaknummer
9811758 CV EXPL 22-1877
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2022:7537, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 31‑08‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 31‑08‑2022
Inhoudsindicatie
overeenkomst energielevering, consumentenrecht, vordering afgewezen ivm ambtshalve toetsing bestelproces, tekst op de bestelknop, beroep op verjaring
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9811758 \ CV EXPL 22-1877 CK
Uitspraakdatum: 31 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Intrum Nederland B.V., rechtsopvolgster van Intrum Justitia Nederland B.V., rechtsopvolgster van Vattenfall Sales Nederland N.V., voorheen genaamd Nuon Sales Nederland N.V.
gevestigd te Amsterdam
de eisende partij
verder te noemen; Intrum
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
1. Het procesverloop
1.1.
Intrum heeft bij dagvaarding van 31 maart 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Intrum heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.
2. De beoordeling
2.1.
Intrum stelt in de dagvaarding dat [gedaagde] online een overeenkomst heeft gesloten met Vattenfall Sales Nederland N.V. voorheen Nuon Sales Nederland N.V. (hierna te noemen: Vattenfall) ten aanzien van de levering van elektriciteit en gas aan het opgegeven leveringsadres van [gedaagde] . [gedaagde] heeft de betalingstermijn van facturen die aan haar vanaf februari tot juli 2016 zijn verzonden laten verstrijken. Vattenfall heeft [gedaagde] meerdere malen aangeschreven. Vattenfall heeft haar vordering op [gedaagde] gecedeerd aan Intrum Nederland, aldus Intrum.
2.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de vordering is verjaard. Dat verweer slaagt niet, gelet op de berichten die door Intrum vanaf 15 juli 2017 tot 18 november 2021 aan [gedaagde] zijn gestuurd, onder meer aan het door [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst met NUON opgegeven emailadres. Dat [gedaagde] geen of nauwelijks meer gebruik maakte van dat adres komt voor haar rekening en risico. Niet is gesteld of gebleken dat zij aan NUON, Vattenfall of een incassogemachtigde een ander adres heeft opgegeven en te kennen heeft gegeven dat het eerder opgegeven adres niet meer in gebruik was.
2.3.
Intrum stelt verder dat bij de totstandkoming van de overeenkomst is voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 6:230m lid 1 en artikel 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.4.
Intrum heeft bij haar toelichting op het bestelproces gebruik gemaakt van schermafdrukken van www.vattenfall.nl. De overeenkomst is echter gesloten met NUON op 10 augustus 2015, voordat NUON haar bedrijfsactiviteiten in Nederland voortzette onder de handelsnaam Vattenfall. Schermafdrukken van een klaarblijkelijk ander bestelproces dan dat van NUON kunnen niet dienen ter onderbouwing van de stelling dat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst is voldaan aan de in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde vereisten. Voor zover Intrum heeft bedoeld te stellen dat het bestelproces in de jaren tussen het sluiten van de overeenkomst met NUON en het afdrukken van de overgelegde schermafdrukken van Vattenfall onveranderd is gebleven, geldt dat het voor de kantonrechter niet te verifiëren is dat NUON daadwerkelijk een gelijk bestelproces hanteerde als Vattenfall. Zodoende is niet na te gaan of NUON [gedaagde] op alle essentiële informatie heeft gewezen tijdens het sluiten van de overeenkomst.
2.5.
Hiermee heeft Intrum in strijd gehandeld met artikel 21 Rv, waarin is bepaald dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Indien deze verplichting niet wordt nageleefd, kan de kantonrechter hieraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht. De kantonrechter acht in dit geval afwijzing van de vordering op de primaire grondslag een passende sanctie.
2.5.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog het volgende. Als de tekst op de bestelknop in het bestelproces bij NUON dezelfde zou zijn als op de bestelknop bij Vattenfall, zou de vordering ook worden afgewezen. Immers, om te beoordelen of de handelaar aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden op de bestelknop waarmee de consument het bestelproces afrondt. Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 april 2022 (ECLI:EU:C:2022:269). Op de bestelknop staan de woorden “Aanvraag versturen”. Daarmee is geen duidelijke mededeling gedaan dat de consument met het aanklikken van die knop een betalingsverplichting aangaat. Er is dan ook niet voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW. Als gevolg daarvan is de overeenkomst vernietigbaar, en wel voor wat betreft de betalingsverplichting van [gedaagde] .
2.6
Subsidiair vordert Intrum toewijzing van de vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking als bedoeld in artikel 6:212 BW. Volgens Intrum is [gedaagde] ongerecht-vaardigd verrijkt doordat [gedaagde] willens en wetens energie heeft gebruikt die Vattenfall heeft geleverd, terwijl daar geen rechtvaardigingsgrond voor was zoals een wettelijke regeling of rechtshandeling. Dit betoog gaat niet op. Vast staat namelijk dat tussen partijen een overeenkomst tot de levering van energie tot stand is gekomen die de verrijking aan de zijde van [gedaagde] rechtvaardigt.
2.7.
Intrum voert meer subsidiair aan dat in het geval het bestaan van een overeenkomst tussen partijen niet wordt aangenomen, sprake is van onverschuldigde betaling en dat de vordering op die grond kan worden toegewezen. Het bestaan van een overeenkomst tussen partijen staat echter vast, zodat de voorwaarde voor deze stelling niet vervuld is en bovendien geen sprake kan zijn van onverschuldigde betaling. Ook deze grondslag kan daarom niet leiden tot toewijzing van de vordering.
2.8.
Intrum wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van [gedaagde] , die procedeert in persoon, worden daarbij op nihil gesteld.
3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt Intrum tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter