Einde inhoudsopgave
Subsidieregeling opschaling volledig hernieuwbare waterstofproductie via elektrolyse
Artikel 5.3 (maximum investeringssubsidiebedrag)
Geldend
Geldend van 28-10-2023 tot 30-09-2028
- Bronpublicatie:
24-10-2023, Stcrt. 2023, 29605 (uitgifte: 27-10-2023, regelingnummer: WJZ/ 38012016)
- Inwerkingtreding
28-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-10-2023, Stcrt. 2023, 29605 (uitgifte: 27-10-2023, regelingnummer: WJZ/ 38012016)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Energierecht / Energieopwekking
1.
Indien sprake is van een waterstofproductie-installatie waarvan het nominale elektrische inputvermogen van de elektrolyser groter is dan 0,5 MW en kleiner is dan 30 MW, bedraagt het investeringssubsidiebedrag:
- a.
ten hoogste 40% van de som van de subsidiabele kosten van realisatie van de waterstofproductie-installatie, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid;
- b.
indien voor de realisatie van de waterstofproductie-installatie al een subsidie is verstrekt op grond van een andere regeling dan op grond van deze regeling, ten hoogste 40% van de som van de subsidiabele kosten van realisatie van de waterstofproductie-installatie, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, verminderd met de al verstrekte subsidie, met dien verstande dat in het geval de uitkomst van deze berekening negatief is, als investeringssubsidiebedrag € 0,00 wordt aangehouden.
2.
Indien sprake is van een waterstofproductie-installatie waarvan het nominale elektrische inputvermogen van de elektrolyser gelijk aan of groter is dan 30 MW en niet groter is dan 50 MW, bedraagt het investeringssubsidiebedrag:
- a.
ten hoogste 40% van het verschil tussen de som van subsidiabele kosten van realisatie van de waterstofproductie-installatie en de kosten van realisatie van een stoommethaanreforminstallatie, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid;
- b.
indien voor de realisatie van de waterstofproductie-installatie al een subsidie is verstrekt op grond van een andere regeling dan op grond van deze regeling, ten hoogste het verschil tussen:
- 1°
40% van het verschil tussen de som van subsidiabele kosten van realisatie van de waterstofproductie-installatie en de kosten van realisatie van een stoommethaanreforminstallatie, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid; en
- 2°
de al verstrekte subsidie, met dien verstande dat in het geval de uitkomst van deze berekening negatief is, als investeringssubsidiebedrag € 0,00 wordt aangehouden.
3.
Het percentage van 40%, genoemd in het eerste en tweede lid, wordt verhoogd met:
- a.
20 procentpunten indien de subsidieaanvrager een kleine onderneming is;
- b.
10 procentpunten indien de subsidieaanvrager een middelgrote onderneming is.