Richtlijn 2001/84/EG betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 13-10-2001
- Bronpublicatie:
27-09-2001, PbEG 2001, L 272 (uitgifte: 13-10-2001, regelingnummer: 2001/84/EG)
- Inwerkingtreding
13-10-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-09-2001, PbEG 2001, L 272 (uitgifte: 13-10-2001, regelingnummer: 2001/84/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Algemeen
Richtlijn van 27 september 2001
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3) en gezien de gemeenschappelijke tekst die op 6 juni 2001 door het bemiddelingscomité is goedgekeurd,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Op het gebied van het auteursrecht is het volgrecht het niet voor afstand vatbare, onvervreemdbare recht van de auteur van een oorspronkelijk werk van grafische of beeldende kunst om te delen in de opbrengst, telkens wanneer dat werk wordt verkocht.
- (2)
Het volgrecht is een genotsrecht, op grond waarvan de kunstenaar die de auteur van het werk is, een vergoeding ontvangt, telkens wanneer dat werk wordt verkocht. Het volgrecht rust op het werk in materiële zin, dat wil zeggen op de drager waarin het werk belichaamd is.
- (3)
Met het volgrecht wordt beoogd te waarborgen dat de auteurs van werken van grafische of beeldende kunst in economisch opzicht in het succes van hun werken delen. Dit recht strekt ertoe een evenwicht tot stand te brengen tussen de economische positie van auteurs van werken van grafische of beeldende kunst en de positie van andere scheppende kunstenaars, die wel van verdere exploitatie van hun werken profijt trekken.
- (4)
Het volgrecht is een integrerend bestanddeel van het auteursrecht en vormt voor de auteurs een wezenlijk prerogatief. Invoering van een dergelijk recht in alle lidstaten beantwoordt aan de noodzaak om de scheppende kunstenaars een passend en uniform beschermingsniveau te waarborgen.
- (5)
Krachtens artikel 151, lid 4, van het Verdrag dient de Gemeenschap bij elk optreden uit hoofde van andere bepalingen van het Verdrag rekening te houden met culturele aspecten.
- (6)
Volgens de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst kan op het volgrecht slechts aanspraak worden gemaakt, indien de nationale wetgeving van de auteur hierin voorziet. Het volgrecht is bijgevolg facultatief en aan de wederkerigheidsregel onderworpen. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ter zake van de toepassing van het in artikel 12 van het Verdrag vervatte non-discriminatiebeginsel, zoals omschreven in het arrest van 20 oktober 1993 in de gevoegde zaken C-92/92 en C-326/92 (Phil Collins e.a.) (4), kunnen wederkerigheidsbedingen in nationale bepalingen niet worden aangevoerd om onderdanen van andere lidstaten rechten te ontzeggen die aan de eigen onderdanen wel worden toegekend. De toepassing van dergelijke bepalingen binnen de Gemeenschap is strijdig met het beginsel van gelijke behandeling dat voortvloeit uit het verbod van elke discriminatie op grond van nationaliteit.
- (7)
Door de internationalisering van de markt voor moderne en eigentijdse kunst van de Gemeenschap — die zich thans als gevolg van de nieuwe economie voltrekt in een versneld tempo en in een regelgevend kader waarin slechts weinig landen buiten de Europese Unie het volgrecht erkennen — is het van essentieel belang geworden dat de Europese Gemeenschap externe onderhandelingen inleidt om van artikel 14 ter van de Berner Conventie een dwingende bepaling te maken.
- (8)
Aangezien deze internationale markt een feit is, en het volgrecht in verscheidene lidstaten niet erkend is, en het bovendien in de nationale stelsels waarin het wel erkend is verschillend is geregeld, is het — met het oog op zowel de inwerkingtreding als de inhoudelijke regeling van dit recht — van essentieel belang dat overgangsbepalingen worden ingevoerd die het concurrentievermogen van de Europese markt veilig stellen.
- (9)
In de nationale wetgeving van het merendeel der lidstaten is thans in het volgrecht voorzien. Die wetgevingen vertonen bepaalde verschillen, met name ten aanzien van de betrokken werken, de rechthebbenden, de tarieven, de transacties waarop een recht wordt geheven en de berekeningsgrondslag hiervan. Het al dan niet heffen van een recht beïnvloedt in aanzienlijke mate de concurrentievoorwaarden op de interne markt: het al dan niet voorbehouden zijn van een uit het volgrecht voortvloeiende betalingsplicht is een factor waarmee eenieder die een kunstwerk wenst te verkopen, noodzakelijkerwijs rekening houdt. Op die manier is dit recht een van de factoren die concurrentievervalsingen en verschuivingen binnen de Gemeenschap van verkopingen in de hand werken.
- (10)
De verschillen met betrekking tot het bestaan en de toepassing van het volgrecht in de lidstaten hebben een rechtstreekse nadelige invloed op de goede werking van de interne markt van kunstwerken, bedoeld in artikel 14 van het Verdrag. In die omstandigheden is artikel 95 van het Verdrag de juiste rechtsgrond.
- (11)
De in het Verdrag vervatte doelstellingen van de Gemeenschap behelzen het tot stand brengen van een steeds nauwere band tussen de volkeren van Europa, nauwere betrekkingen tussen de staten die van de Gemeenschap deel uitmaken, alsook het waarborgen van hun economische en sociale vooruitgang door middel van een gemeenschappelijk optreden dat erop gericht is de barrières die Europa verdelen, te verwijderen. Met het oog hierop moet volgens het Verdrag een interne markt worden ingesteld, hetgeen inhoudt dat de belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen en diensten en voor vrije vestiging worden weggenomen en een stelsel wordt ingevoerd waardoor wordt gewaarborgd dat de concurrentie binnen de gemeenschappelijke markt niet wordt vervalst. Harmonisatie van de wetgeving van de lidstaten inzake het volgrecht draagt bij tot de verwezenlijking van deze doelstellingen.
- (12)
Bij de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (5), is geleidelijk een communautaire belastingregeling ingevoerd die onder andere op kunstvoorwerpen van toepassing is. Tot het fiscale terrein beperkte maatregelen volstaan niet om een harmonieuze werking van de kunstmarkt te waarborgen. Dit kan slechts worden bereikt voorzover met betrekking tot het volgrecht een harmonisatie wordt verwezenlijkt.
- (13)
De bestaande verschillen in de wetgeving die de werking van de interne markt verstoren, dienen te worden weggenomen, en belet moet worden dat er nieuwe verschillen ontstaan. Verschillen die de werking van de interne markt niet schaden, behoeven niet te worden weggenomen en het ontstaan ervan behoeft ook niet te worden belet.
- (14)
Billijke concurrentievoorwaarden zijn essentieel voor de goede werking van de interne markt. Door verschillen tussen de nationale wetgevingen inzake het volgrecht ontstaan concurrentieverstoringen en worden verkopingen naar elders binnen de Gemeenschap verplaatst, hetgeen leidt tot een ongelijke behandeling van kunstenaars, afhankelijk van de plaats waar hun werken worden verkocht. Dit vraagstuk behelst derhalve transnationale aspecten die niet voldoende geregeld kunnen worden door de lidstaten. Het uitblijven van maatregelen van de Gemeenschap zou strijdig zijn met de vereiste van het Verdrag dat concurrentieverstoringen en ongelijke behandeling gecorrigeerd moeten worden.
- (15)
Bijgevolg is het, mede gezien de grote verschillen tussen de nationale wetgevingen, noodzakelijk harmonisatiemaatregelen te treffen om de verschillen tussen de wetgevingen van de lidstaten weg te nemen waar deze mogelijkerwijs concurrentieverstoringen veroorzaken of in stand houden. Het is evenwel niet nodig alle bepalingen van de wetgevingen van de lidstaten inzake het volgrecht te harmoniseren en er kan worden volstaan met de harmonisatie van die nationale bepalingen die voor de werking van de interne markt het meest rechtstreeks gevolgen hebben, zulks teneinde zoveel mogelijk ruimte te laten voor nationaal beleid.
- (16)
Deze richtlijn voldoet als geheel aan het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag.
- (17)
Overeenkomstig Richtlijn 93/98/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende de harmonisatie van de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten (6) strekt de beschermingstermijn van het auteursrecht zich uit tot 70 jaar na het overlijden van de auteur. Voor het volgrecht dient dezelfde termijn te worden vastgesteld. Bijgevolg kunnen alleen oorspronkelijke werken van hedendaagse of van moderne kunst onder het volgrecht vallen. Om nu de lidstaten die bij de aanneming van deze richtlijn het volgrecht nog niet toepassen, in de gelegenheid te stellen dit recht in hun rechtsstelsel op te nemen en om de marktdeelnemers in die lidstaten de mogelijkheid te geven zich geleidelijk en zonder gevaar voor hun economische positie aan dit recht aan te passen, dient die lidstaten een beperkte overgangsperiode te worden toegestaan waarin zij kunnen kiezen het volgrecht niet toe te passen ten behoeve van de rechtsopvolgers van de kunstenaar na diens overlijden.
- (18)
Het volgrecht dient te gelden bij iedere doorverkoop, met uitzondering van rechtstreekse doorverkopen tussen particulieren zonder tussenkomst van de professionele kunsthandel. Het volgrecht dient niet te gelden in geval van doorverkoop door particulieren aan musea die geen winstoogmerk hebben en openstaan voor het publiek. Voor de bijzondere situatie van kunstgaleries die werken rechtstreeks van de kunstenaar verkrijgen, dienen de lidstaten de mogelijkheid te hebben om transacties vrij te stellen indien de verkoper het kunstwerk minder dan drie jaar vóór de doorverkoop van de kunstenaar zelf heeft verworven. Tegelijk dient rekening te worden gehouden met de belangen van de kunstenaar, en wel door deze uitzondering te beperken tot doorverkopen waarvan de prijs maximaal 10 000 EUR bedraagt.
- (19)
Het is nuttig te verduidelijken dat harmonisatie ingevolge deze richtlijn niet van toepassing is op oorspronkelijke handschriften van schrijvers en componisten.
- (20)
Er dient te worden voorzien in een doeltreffende regeling die rekening houdt met de ervaringen die inzake het volgrecht reeds op nationaal niveau zijn opgedaan. Het recht dient te worden berekend als een percentage van de verkoopprijs, en niet als een percentage van de meerwaarde van werken waarvan de oorspronkelijke waarde is toegenomen.
- (21)
De categorieën kunstwerken waarvoor het volgrecht geldt dienen te worden geharmoniseerd.
- (22)
Door het volgrecht niet toe te passen beneden een minimumdrempel worden heffings- en beheerskosten die onevenredig zijn met de opbrengst voor de kunstenaar, vermeden. Ingevolge het subsidiariteitsbeginsel dienen de lidstaten evenwel de mogelijkheid te worden gelaten om in het belang van beginnende kunstenaars nationale drempels vast te stellen die lager zijn dan de communautaire drempel. Aangezien het om lage bedragen gaat, zal deze afwijking waarschijnlijk geen noemenswaardige invloed hebben op de goede werking van de interne markt.
- (23)
De in de verschillende lidstaten geldende tarieven met betrekking tot het volgrecht lopen sterk uiteen. Doelmatige werking van de interne markt van hedendaagse en van moderne kunstwerken vergt voor dat aspect een zo ruim mogelijke uniforme benadering.
- (24)
Om de verschillende belangen op de markt van oorspronkelijke kunstwerken met elkaar te verzoenen, is het wenselijk een stelsel van degressieve tarieven naar prijstranche vast te stellen. De risico's van verlegging van de verkoop en ontduiking van de communautaire regelgeving met betrekking tot het volgrecht dienen te worden verminderd.
- (25)
Het uit hoofde van het volgrecht verschuldigde bedrag dient in principe door de verkoper te worden betaald. De lidstaten moet de mogelijkheid worden geboden af te wijken van dit principe ten aanzien van aansprakelijkheid voor het betalen. De verkoper is de persoon of onderneming namens wie of welke de koop wordt gesloten.
- (26)
Het ware wenselijk dat de drempel en de tarieven periodiek kunnen worden bijgesteld. Daartoe dient de Commissie ermee te worden belast periodiek te rapporteren over de daadwerkelijke toepassing van het volgrecht in de lidstaten en de gevolgen hiervan voor de kunstmarkt in de Gemeenschap, en in voorkomend geval voorstellen te doen tot wijziging van deze richtlijn.
- (27)
Er dient vastgesteld te worden aan wie het recht verschuldigd is, zonder voorbij te gaan aan het subsidiariteitsbeginsel. Het is wenselijk dat deze richtlijn het erfrecht van de lidstaten onverlet laat. Doch uiterlijk na het verstrijken van bovenbedoelde overgangsperiode dienen de rechtsopvolgers van de auteur zich na diens overlijden ten volle op het volgrecht te kunnen beroepen.
- (28)
Het is de taak van de lidstaten de uitoefening van het volgrecht te regelen, in het bijzonder het beheer ervan. Beheer door een maatschappij voor collectief auteursrechtenbeheer is slechts één van de mogelijkheden. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de werking van deze maatschappijen transparant en efficiënt is. De lidstaten dienen er tevens voor te zorgen dat bedragen die bestemd zijn voor auteurs die onderdaan zijn van een andere lidstaat worden geïnd en verdeeld. Deze richtlijn laat regelingen van de lidstaten voor de inning en verdeling onverlet.
- (29)
Het volgrecht dient te worden gereserveerd voor auteurs die onderdaan zijn van een lidstaat en voor auteurs die onderdaan zijn van een derde land dat een vergelijkbare bescherming toekent aan auteurs die onderdaan zijn van een lidstaat. De lidstaten dienen het recht te kunnen uitbreiden tot auteurs van een derde land die hun gewone verblijfplaats in die lidstaat hebben.
- (30)
Er dienen adequate controleprocedures te komen die in de praktijk verzekeren dat de lidstaten het volgrecht effectief toepassen. Dit impliceert het recht van de auteur, of diens vertegenwoordiger, om van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht verschuldigd is, alle nodige inlichtingen te verlangen. De lidstaten die in collectief beheer van het volgrecht voorzien, kunnen bepalen dat alleen de maatschappijen voor het collectief beheer gerechtigd zijn informatie te verlangen,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 178 van 21.6.1996, blz. 16 en PB C 125 van 23.4.1998, blz. 8.
PB C 75 van 10.3.1997, blz. 17.
Advies van het Europees Parlement van 9 april 1997 (PB C 132 van 28.4.1997, blz. 88) bevestigd op 27 oktober 1999, gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 19 juni 2000 (PB C 300 van 20.10.2000, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 13 december 2000 (PB C 232 van 17.8.2001, blz. 173). Besluit van het Europees Parlement van 3 juli 2001 en besluit van de Raad van 19 juli 2001.
Jurisprudentie 1993, blz. I-5145.
PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/85/EG (PB L 277 van 28.10.1999, blz. 34).
PB L 290 van 24.11.1993, blz. 9.