Rb. Oost-Brabant, 15-07-2021, nr. 368627 / EX RK 21-29
ECLI:NL:RBOBR:2021:3734
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
15-07-2021
- Zaaknummer
368627 / EX RK 21-29
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2021:3734, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 15‑07‑2021; (Beschikking)
Uitspraak 15‑07‑2021
Inhoudsindicatie
Civiele raadkamer. Verzoek ex art. 35 UAVG tot verwijdering bijzonderheidscoderingen in het CKI van het BKR. Verwerking van persoonsgegevens berust op wettelijke grondslag, geen toetsing aan artikel 17 en 21 AVG wel toepassing van Santanderregels. Het verzoek wordt toegewezen. Ten aanzien van ontstaan achterstanden treft verzoekster een verwijt, maar zij heeft op eigen initiatief gehandeld richting Vesting Finance en achterstanden aangezuiverd. Financiële toestand nu stabiel, Vesting Finance heeft onvoldoende onderbouwd waarom belang potentiële kredietverstrekkers nog bescherming behoeft, terwijl registratie verzoekster belemmert bij aankoop woning.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/368627 / EX RK 21-29
Beschikking van 15 juli 2021
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. A.G. Brunsmann (Stichting Achmea Rechtsbijstand),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VESTING FINANCE ARROW GLOBAL INVESTMENTS HOLDINGS BENELUX B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
verweerster,
hierna te noemen: Vesting Finance
gemachtigde: mr. M. Zieltjens (juridisch medewerker verweerster)
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het verzoekschrift met producties ingekomen bij de rechtbank op 9 maart 2021;
- -
de mondelinge behandeling via een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel (Skype voor bedrijven) op 29 juni 2021.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat uiterlijk 10 augustus 2021 beschikking zou worden gewezen, dan wel zoveel eerder als de beschikking gereed is.
2. De feiten
2.1.
[verzoekster] is in het verleden twee kredietovereenkomsten aangegaan in verband met aankopen bij Neckermann en Wehkamp. Deze kredieten staan geregistreerd in het Centraal Krediet Informatiesysteem (hierna: CKI) van de Stichting Bureau Krediet Registratie (hierna: BKR). Als aanbieder van de kredieten staat Vesting Finance vermeld.
2.2.
Het krediet vanwege de aankopen bij Neckermann betreft een bedrag van € 392,-- (contractnummer 144644) (hierna: het Neckermann-krediet). Het krediet vanwege de aankopen bij Wehkamp (hierna: het Wehkamp-krediet) betreft een bedrag van € 575,-- (contractnummer 1234507469601).
2.3.
Ten aanzien van het Neckermann-krediet zijn op 9 december 2010 de bijzonderheidscoderingen A (achterstand) en 2 ((restant)vordering geheel opeisbaar) geregistreerd.
2.4.
Ten aanzien van het Wehkamp-krediet is op 23 oktober 2015 in het CKI de bijzonderheidscodering A (achterstand) geregistreerd en op 10 juli 2017 de bijzonderheidscodering 2 ((restant)vordering geheel opeisbaar).
2.5.
In 2017 is [verzoekster] een betalingsregeling overeengekomen met Vesting Finance met betrekking tot het Wehkamp-krediet. Zij heeft het krediet in maart 2020 afgelost.
2.6.
Op 13 oktober 2020 heeft [verzoekster] het Neckermann-krediet in een keer afgelost.
2.7.
Bij brief van 24 december 2020 heeft de gemachtigde van [verzoekster] Vesting Finance verzocht de BKR-registratie door te halen.
2.8.
Bij brief van 20 januari 2021 aan de gemachtigde van [verzoekster] heeft Tinka B.V. namens Moneyathome B.V. bericht dat na een afweging van belangen Moneyathome B.V. zal overgaan tot het verwijderen “van de op zichzelf terechte A2 codering in de BKR registratie van Moneyathome B.V.” Het betrof hier een verleend krediet van € 1.650,--. [verzoekster] heeft dit krediet in september 2019 afgelost.
2.9.
Bij brief van 28 januari 2021 heeft Vesting Finance meegedeeld het verzoek van [verzoekster] niet in te willigen en de registraties te handhaven.
3. Het verzoek
3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair
Vesting Finance te veroordelen om binnen één week na het wijzen van beschikking over te gaan tot verwijdering van de BKR-registraties (de bijzonderheidscoderingen A2) op naam van verzoekster met contractnummers 1234507469601 en 144644.
subsidiair
de duur van deze registraties te beperken tot 2 jaar en Vesting Finance te bevelen de bijzonderheidscoderingen na ommekomst van die termijn te verwijderen per juni en oktober 2022;
2) Vesting Finance te veroordelen tot betaling van een bedrag van 50,-- euro per dag dat niet is overgegaan tot volledige verwijdering (dan wel beperking van de duur) van de registraties na het wijzen van beschikking;
3) Vesting Finance te veroordelen tot betaling van de kosten van de procedure.
3.2.
[verzoekster] legt verkort weergegeven het volgende aan haar verzoeken ten grondslag.
3.2.1.
De registraties maken een onevenredig grote inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer en zijn in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Zij heeft zwaarwegende belangen op grond waarvan de registraties voortijdig moeten worden verwijderd.
3.2.2.
[verzoekster] is in 2009 naar Nederland geëmigreerd. Binnen korte tijd heeft zij een relatie gekregen met een Nederlandse man. Aangezien [verzoekster] nog maar zeer kort in Nederland was en de Nederlandse taal niet beheerste, regelde haar inmiddels ex-partner alle financiële zaken. Aankopen werden vooral op haar naam gedaan, omdat zij destijds de kostwinner was in de relatie.
In de zomer van 2014 eindigde de relatie en zijn [verzoekster] en haar ex-partner op een slechte wijze uit elkaar gegaan. [verzoekster] is na de relatiebreuk uit de gezamenlijke woning vertrokken en haar ex-partner is daar blijven wonen.
Het contact met de ex-partner is na het vertrek uit de woning volledig verbroken. Hierdoor was [verzoekster] gedurende een lange periode niet op de hoogte van openstaande rekeningen. Dit kwam mede door het feit dat haar ex-partner de verantwoordelijkheid droeg voor de financiële zaken.
[verzoekster] ziet inmiddels in dat dit niet handig is geweest, maar door de taalbarrière was dit de meest voor de hand liggende mogelijkheid op dat moment.
Hierdoor heeft zij nooit geweten dat er nog rekeningen openstonden. Doordat er geen enkel contact meer is geweest met haar ex-partner heeft zij de openstaande rekeningen helaas nooit onder ogen gekregen. Ten gevolge hiervan is [verzoekster] niet in staat geweest haar betalingen tijdig te verrichten. Er is nimmer sprake geweest van betalingsonwil, wel van onwetendheid over het bestaan van de openstaande rekeningen.
3.2.3.
Direct na de ontvangst van de openstaande factuur van Wehkamp in 2017 heeft [verzoekster] contact opgenomen met Vesting Finance en heeft zij een betalingsregeling getroffen. Die is zij nagekomen. Als gevolg van een burn-out zat [verzoekster] tot april 2018 thuis en waren haar aflossingsmogelijkheden beperkt. Nadat [verzoekster] in 2018 een nieuwe baan heeft gevonden is zij vanaf december 2018 meer gaan aflossen.
Door eigen onderzoek in verband met de wens een woning te kopen heeft [verzoekster] ontdekt dat er nog een factuur openstond in verband met aankopen bij Neckermann. Zij heeft navraag gedaan bij Vesting Finance en nadat haar documenten betreffende de vordering waren toegestuurd waaruit het hoe en waarom van de vordering bleek, heeft [verzoekster] de vordering op 13 oktober 2020 in zijn geheel aan Vesting Finance voldaan.
3.2.4.
Direct nadat [verzoekster] op de hoogte was van de openstaande vorderingen heeft zij (voor zover mogelijk) aan haar betalingsverplichtingen voldaan. Zij heeft zich telkens actief en constructief opgesteld richting Vesting Finance. Zij heeft geen andere betalingsachterstanden opgelopen. Zij is vrij van (problematische) schulden en heeft geen betalingsachterstanden- of problemen. [verzoekster] is niet aan te merken als een notoire wanbetaler waartegen kredietverstrekkers moeten worden beschermd. De achterstanden betroffen in omvang bescheiden bedragen.
3.2.5.
[verzoekster] is financieel stabiel. Zij is in juni 2020 begonnen met een nieuwe baan bij [bedrijfsnaam] in [plaats] . Eerst op basis van een 0-urencontract, en per oktober 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een overeengekomen arbeidsduur van 30,5 uur per week. Met haar partner heeft [verzoekster] een gezamenlijk inkomen van € 3.470,-- netto per maand. Zij kunnen hiermee aan al hun betalingsverplichtingen voldoen.
De registraties zorgen ervoor dat [verzoekster] geen hypotheek kan aanvragen. [verzoekster] en haar partner willen dolgraag investeren in het kopen van de woning die zij nu huren. Als het niet lukt de woning te kopen dan zal de eigenaar de woning in de verkoop zetten. De woning nog 4 jaar langer verhuren is voor de verhuurder geen optie.
[verzoekster] en haar partner willen graag in de woning blijven wonen, waarin zij al vier jaar wonen. Ook zullen zij geen vermogen opbouwen als zij blijven huren. Gezien haar financiële situatie is er geen enkel risico voor de hypotheekverstrekker.
Het is ten slotte niet noodzakelijk dat de registraties gedurende een termijn van vijf jaar zichtbaar blijven. Deze periode is bijzonder lang en niet proportioneel.
3.3.
Vesting Finance heeft mondeling verweer gevoerd. Zij heeft de door [verzoekster] gestelde aanleiding voor het niet tijdig voldoen aan haar betalingsverplichtingen niet betwist. Zij heeft ook niet betwist dat [verzoekster] geen andere (problematische) schulden meer heeft.
Zij heeft er wel op gewezen dat het voor rekening en risico komt dat [verzoekster] allereerst geen toezicht heeft gehouden op de aflossing van de op haar naam gestelde kredieten en verder dat het op haar weg had gelegen bij haar vertrek uit de gezamenlijke woning die zij met haar ex-partner bewoonde de kredietverstrekkers op de hoogte te stellen van haar nieuwe woonadres.
Verder heeft Vesting Finance erop gewezen dat sprake is van een derde krediet (van Moneyathome B.V.) waarbij [verzoekster] tekort is geschoten in haar betalingsverplichtingen.
Tot slot heeft Vesting Finance erop gewezen dat ook als de woning die [verzoekster] thans huurt zou worden verkocht zij nog steeds huurbescherming geniet en mogelijk de woning op een later moment alsnog kan kopen en dat het niet zeker is dat louter de bijzonderheidscoderingen een hypothecaire financiering van de woning in de weg staan. Ook de omstandigheid dat [verzoekster] nog geen vast dienstverband heeft, kan aldus Vesting Finance, in dat opzicht voor een belemmering zorgen.
3.4.
Op de (overige) stellingen van partijen zal hieronder, voor zover nodig, worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Het verzoek betreft een verzoek zoals bedoeld in artikel 35 Uitvoeringswet van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: UAVG en AVG). [verzoekster] heeft haar verzoekschrift gelet op het bepaalde in artikel 35 lid 2 UAVG tijdig ingediend. Zij is in zoverre ontvankelijk in haar verzoek.
4.2.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van het verzoek het volgende voorop.
4.2.1.
Krachtens artikel 8 van de Europese Richtlijn inzake consumentenkrediet (2008/48/EG) moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de kredietgever de kredietwaardigheid van de consument voor het sluiten van de kredietovereenkomst of het verhogen van de kredietlimiet beoordeelt op basis van toereikende informatie die, in voorkomend geval, is verkregen van de consument en, waar nodig, op basis van een raadpleging van het desbetreffende gegevensbestand (kredietregistratie).
Het Neckermann- en Wehkampkrediet zijn aangeboden door aanbieders in de zin van artikel 1:1 Wft. Op grond van artikel 4:32 Wft nemen zij deel aan de registratie van door aanbieders aan consumenten en zakelijke klanten verstrekte kredieten. De registratie wordt uitgevoerd door het BKR en valt onder de werking van de AVG.
4.2.2.
Het registreren van [verzoekster] in het CKI van het BKR is aan te merken als het verwerken van persoonsgegevens in de zin van artikel 4 onder 2 AVG. De doelstelling van het BKR is tweeledig. Enerzijds richt het BKR zich voor de consument op het voorkomen van overkreditering en andere financiële problemen en anderzijds voor kredietverstrekkers op het beperken van financiële risico’s bij kredietverlening.
4.2.3.
De verwerking van de persoonsgegevens van [verzoekster] in het CKI berust op een wettelijke verplichting als bedoeld in artikel 6 lid 1 onder c AVG en is in de zin van dat artikel rechtmatig. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 6 augustus 2020 (ECLI:NL:GHSHE:2020:2536) en dan met name rechtsoverwegingen 3.5.2. tot en met 3.5.17.
Dit betekent dat een beroep op artikel 17 en artikel 21 AVG (het recht op vergetelheid en het recht van bezwaar) niet van toepassing zijn. [verzoekster] heeft op deze bepalingen overigens geen beroep gedaan.
4.2.4.
De verwerking van persoonsgegevens van [verzoekster] moet niettemin voldoen aan de zogenaamde “Santander-regels” (ECLI:NL:HR:2011:BQ8097). Dit houdt in dat bij elke gegevensverwerking moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat brengt met zich dat de inbreuk op de belangen van betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel, en dat dit doel in redelijkheid niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige, wijze kan worden verwerkelijkt.
De rechtbank zal allereerst onderzoeken of sprake is van een onevenredige inbreuk op de belangen van [verzoekster] in de hiervoor genoemde zin.
4.2.5.
Vesting Finance stelt enerzijds terecht dat [verzoekster] een eigen verantwoordelijkheid heeft (gehad), ook waar het gaat om het doorgeven van haar nieuwe adres(sen) aan de kredietverstrekkers. [verzoekster] heeft ter zitting toegelicht dat zij en haar ex-partner hadden afgesproken dat ieder zou zorgen voor het voldoen van de schulden voor de eigen aankopen. Niet gesteld of gebleken is dat [verzoekster] bij haar vertrek een overzicht heeft opgesteld van lopende financiële verplichtingen die op haar naam stonden en dat zij zodoende ondanks de gestelde afspraak met haar ex-partner vinger aan de pols kon houden. Hier valt [verzoekster] terecht een verwijt te maken, ook al heeft haar ex-partner in het verleden aankopen en kredieten op haar naam gedaan en was zij sterk afhankelijk van hem.
4.2.6.
Anderzijds heeft [verzoekster] tijdens de zitting onweersproken naar voren gebracht dat zij anders dan in haar vorige relatie nu mede-kostwinner is en dat de in het BKR opgenomen kredieten op naam van [verzoekster] inmiddels allemaal zijn afgelost. De betalingsregelingen die op haar initiatief zijn totstandgekomen is zij daarbij steeds correct nagekomen, waarbij gesteld noch gebleken is dat zij haar aflossingsmogelijkheden tegenover Vesting Finance te beperkt heeft voorgesteld. Verder is de financiële situatie van [verzoekster] naar het oordeel van de rechtbank thans stabiel te noemen. Gesteld noch gebleken is dat [verzoekster] op dit moment andere schulden heeft. Daarbij komt dat [verzoekster] onweersproken heeft gesteld dat als [verzoekster] en haar partner de woning kunnen kopen dit tot een daling van hun netto maandlasten zal leiden als ten opzichte van de situatie dat zij blijven huren. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat het voorkomen van een bijzonderheidscodering in het CKI een aanvraag van een geldlening voor de aankoop van een woning ernstig bemoeilijkt. Dat er eventueel ook nog andere omstandigheden zijn die een aanvraag van een hypothecaire geldlening kunnen bemoeilijken, zoals Vesting Finance heeft gesteld, doet daar niet aan af.
4.2.7.
In het licht van die hiervoor genoemde omstandigheden had van Vesting Finance mogen worden verwacht dat zij gemotiveerd had uiteengezet waarom het belang van de potentiële kredietverstrekkers bij handhaving van de bijzonderheidscoderingen in het CKI desondanks zwaarder moet wegen dan het belang van [verzoekster] bij verwijdering daarvan. Dit heeft Vesting Finance echter niet gedaan. In plaats daarvan heeft zij volstaan met het volharden in haar algemene stelling dat gelet op de drie kredieten die [verzoekster] in het verleden is aangegaan er nog steeds een gevaar voor de kredietverstrekkers bestaat. Daarbij komt dat [verzoekster] een zwaarwegend belang heeft om bij de voorgenomen aankoop van de woning waar zij nu woont niet te worden belemmerd door de BKR-registratie. Dit alles leidt tot de slotsom dat de belangen van [verzoekster] bij handhaving van de BKR-registratie onevenredig worden benadeeld in verhouding tot het doel dat daarmee gediend wordt.
4.3.
De rechtbank zal Vesting Finance dan ook veroordelen tot het (doen) laten verwijderen van de bijzonderheidscoderingen 2A op naam van [verzoekster] bij de contractnummers 1234507469601 en 144644. Vesting Finance heeft geen verweer gevoerd tegen de gestelde termijn in het verzoek noch tegen het verbinden van een dwangsom aan het verzoek. Deze verzoeken zullen dan ook worden toegewezen met dien verstande dan aan een eventueel te verbeuren dwangsom een maximum van € 5.000,-- wordt verbonden en de beschikking aan Vesting Finance moet worden betekend.
4.4.
Vesting Finance zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verzoekster] worden tot op heden begroot op een totaal van € 1.435,00 bestaande uit € 309,00 aan griffierecht en € 1.126,00 voor salaris gemachtigde € 1.126,00 (2 punten × tarief € 563,00).
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
veroordeelt Vesting Finance om binnen zeven dagen na het vandaag over te gaan tot het verwijdering van de BKR-registratie (de bijzonderheidscodering A2) op naam van [verzoekster] bij de contractnummers 1234507469601 en 144644;
5.2.
veroordeelt Vesting Finance tot het betalen aan [verzoekster] van een dwangsom van€ 50,-- voor iedere dag dat zij na betekening van deze beschikking niet heeft voldaan aan de veroordeling onder 5.1.;
5.3.
veroordeelt Vesting Finance in de kosten van de procedure, tot vandaag aan de zijde van [verzoekster] begroot op € 1.435,00;
5.4.
verklaart deze beschikking tot over uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2021.