NJ 2013/529
Klacht als bedoeld in art. 14a (oud) RO gegrond. Rechter die zich uitlaat over betekenis vaststellingsovereenkomst.
HR 06-03-2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3458, m.nt. E.A. Alkema
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 maart 2013
- Magistraten
Mrs. G.J.M. Corstens, J.C. van Oven, V. van den Brink
- Zaaknummer
13/01030 (NO 10/37)
- Conclusie
P-G mr. J.W. Fokkens
- Noot
E.A. Alkema
- LJN
BZ3458
- JCDI
JCDI:ADS127722:1
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Klachtbehandeling
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:BZ3458, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑03‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:BZ3458, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑12‑2012
- Wetingang
Art. 14a (oud) RO; art. 31, 32, 87 lid 3, art. 179 lid 2 Rv
Essentie
Het is onwenselijk dat de comparitierechter zich na afloop van de comparitie op verzoek van een der partijen buiten een getuigenverhoor om uitlaat over de betekenis die naar zijn mening toekomt aan de in zijn aanwezigheid tot stand gekomen overeenkomst. Een dergelijke uitlating zal, begrijpelijkerwijs, wezenlijk gewicht in de schaal werpen bij de beslechting van het geschil over de uitleg van de in het proces-verbaal opgenomen schikking, en krijgt praktisch gesproken een gezag dat dat van een rechterlijke beslissing benadert, terwijl (a) het geen rechterlijke beslissing is en (b) de wettelijke regeling van het getuigenverhoor, die een waarborg beoogt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.